Krabbe-verhalen deel 10-3

Watersnood: "De Ramp", deel 10B  (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

De dag erna, en dan?
"Ja, de dag erna, na al dat water wat de Rozenburgse polders was ingestroomd, kan je, nee, móet je er vanuit gaan dat er actie wordt ondernomen om te redden wat er nog te redden viel. Want dat is een van de nadelen van het water en vooral van stromend water: dat het er iedere keer opnieuw weer is, twee keer op een dag. Dus was het zaak dat de handen uit de mouwen werden gestoken om in de ebperiode te proberen om met zoveel mogelijk mankracht weerstand te bieden aan het volgende getij. Wat ongetwijfeld weer het eiland zou binnenstromen door de in de nacht gebroken dijken.

De Noordbank
Om maar eens ergens te beginnen, met de Noordbank en de Jantjespolder. Dit gedeelte van de dijk is ontstaan in de periode dat het Stort werd opgespoten. Het hoogste punt van de dijk lag op ongeveer NAP +3 meter, tot 3,5 meter. Het Stort was een overblijfsel uit de periode dat met het zand dat uit de Nieuwe Waterweg kwam het Scheur werd afgedamd. Het Stort was voor verantwoording van De Landverbetering en ook het onderhoud van dit stuk dijk viel onder het beheer van De Landverbetering.

In deze dijk werden in de nacht van De ramp drie vrij ondiepe bressen geslagen, welke door Rijkswaterstaat werden hersteld. Een klus die op 31 maart 1954 was geklaard. De reden dat het nogal even duurde voor de oplevering, zal hem gelegen hebben aan het feit dat met het herstel de dijk gelijktijdig werd verzwaard en verhoogd in aansluiting op de dijk van de Scheurpolder.

Ook rond de Spuisluis werd aan weerszijden de dijk opgetrokken tot een hoogte van NAP + 5.50 meter. Voor de rest van de dijk werd een hoogte aangehouden van NAP 5.25 meter. Het gerenoveerde dijklichaam bestaat voor het grootste gedeelte uit zand, terwijl de buitenzijde bestaat uit een laag klei van ongeveer 1 meter. De kruin en binnenzijde zijn wat minder van klei voorzien en moeten het doen met een laag van ongeveer 60 centimeter.

De taluds van uitwateringsluis Spuisluis worden voorzien van nieuwe steenbekleding. De benodigde grond en klei voor het ophogen van de dijk werden van het Stort gehaald. Het grondstort was gelegen tussen de toenmalige waterkering Nieuwe Waterweg en de van oorsprong noordelijk gelegen dijken van de Jantjes- en de Noordbankpolders. De bedragen die voor deze reparatie betaald werden, lagen medio 1954 - dus nog dik in het gulden tijdperk - omstreeks 111.750 gulden.

God-zij-dank-polder
Kijken we nog wat verder terug, komen we bij de God-zij-dank-polder. Direct na de ramp werden de vijf gaten die in de dijk waren geslagen provisorisch dichtgemaakt. De in die nacht ontstane bressen waren alle vijf verschillend: 50, 60, 30, 130 en de laatste 35 meter. De diepte lag op NAP + 1 meter. Met een bulldozer werden de tussen de gaten nog aanwezige stukken dijk glad geschoven. Op deze manier kwam de top van de dijk op NAP te liggen van + 2.40 meter. Deze nieuwe ontstane en veel te lage dijk werd opgehoogd met 12.000 gevulde zandzakken.

Al deze zandzakken bestreken een lengte van een goeie 600 meter. De gaten in de dijk werden definitief afgewerkt met een kern van zand. De buitenzijde werd verstevigd met een laag klei van ongeveer een meter dik. Ook de aangrenzende dijkstukken werden met het oog op de minimaal aanwezige kleilaag, en een te lage ligging, verzwaard en op een hoogte gebracht die de veiligheid van de bewoners zou moeten kunnen waarborgen.

Lorries
De hoogte werd gebracht op NAP + 5.15 meter. Het benodigde zand en klei werden afgegraven door middel van draglines.Het transport van het zand, dat kwam uit het duingebied van het natuurmonument De Beer, vond plaats door middel van vrachtwagens. De klei die nodig was werd uit een in de nabijheid gelegen gors gehaald, een gors dat net achter De Pothof lag. Dit alles vond plaats via een smalspoor en werd op deze manier aangevoerd met lorries.

De aansluiting van de dijk met de Krabbedijk werd wat meer oostwaarts aangelegd. De buitengebruikgestelde Noordersluis in de Krabbedijk kwam hierdoor binnen de nieuwe hoofdwaterkering te liggen. De afronding van dit project, dat plaatsvond onder de vlaggen van Provinciale Staten en Rijkswaterstaat, kwam gereed omstreeks april 1954. Het kostenplaatje van deze operatie werd begroot op fl. 347.375,-.

Krijgen we vervolgens nog eens het herstel van De Doorbraak, de dijkdoorgraving bij De Pothof, een erfenis uit de Tweede Wereldoorlog. Dit was een door de Duitsers gerealiseerde kunstwerk, dat nodig was om de betonweg vlak te krijgen. Hier was de mogelijkheid om in geval van wateroverlast, een dubbele rij balken in de betonnen sleuven/constructie te leggen.
De bedoeling was niet verkeerd, maar de mensen die onderweg waren om dit te realiseren, waren of met te weinig mensen (1 man), of strandden in het zicht van de haven: wateroverlast deed de auto met mensen in een greppel belanden.

Doordat het op zoveel plaatsen niet goed ging, bleef De Doorbraak wagenwijd openstaan. Met de vijf bressen die in de dijk waren geslagen was het lot van de God-zij-dank-polder snel bezegeld. Doordat De Doorbraak niet kon worden afgesloten, ging de zaak min of meer als een venturi werken, waardoor de zaak sterk ondermijnd werd en het bouwwerk van de Duitsers een roemloos einde was beschoren.

Op de plaats waar eens De Doorbraak stond, ontstond in de nacht van De Ramp een gat in de dijk met een lengte van ongeveer 35 meter en de diepte van het putje kwam na metingen uit op NAP 6 meter. Met het definitieve herstel is men van het systeem van doorbraak afgestapt en werd de betonweg ’40-’45 via lange opritten over de Krabbedijk heen gemaakt. Ook aan dit project hing een prijskaartje en dat kwam uit op fl. 139.400-.

Polder Nieuw-Rozenburg
Op onze reparatie toer komen we dan uit bij de Zanddijk, Zandweg, bij de daar genoemde Polder Nieuw-Rozenburg. Deze polder lag in de polder Rozenburg/Blankenburg. Hier zijn tijdens de rampnacht ook behoorlijk wat problemen geweest. Maar hier is de bevolking op 1 februari op zondagmorgen al gelijk begonnen met het ophogen van de Zanddijk door middel van het plaatsen van zandzakken. Later, is de beveiliging van Zanddijk voorzien van een houten bekisting, een zogenoemde kleikist van gecreosoteerde palen en planken.

Deze bekisting liep vanaf de Simonshaven Sluis tot aan de Schansdijk. De bekisting was tegen de huizen aan geprojecteerd. Doormiddel van deze bekisting was de NAP-hoogte weer gebracht op + 4.00 meter. Waar huizen stonden - en er stonden er een paar - daar werd een doorgang in de bekisting gemaakt voor de bewoners, welke eventueel met planken kon worden afgesloten. Van een verhoging van de volle kruinbreedte werd afgezien in verband met de toen al bestaande plannen voor verbetering van de op de kruin van de dijk gelegen rijksweg. Het maken van deze superlange kist moest het lieve sommetje opbrengen van fl. 28.470,-. Zo, dat was de Zanddijk. We schieten al lekker op.

Ruigeplaatpolder
Gaan we nu verder met de Ruigeplaatpolder, ook een polder gelegen in de polder Rozenburg en Blankenburg. Hier werd de zaak op 3 februari 1953 al aangepakt en werd het stroomgat in de Bosschedijk tot een hoogte NAP +1.00 meter afgedicht met (een zinkstuk van 20x30 afgestort zand) zakken. Tot 4 februari, hield de noodreparatie het. Maar toen gooide een te snel voorbij varend zeeschip roet in het eten, door veel te snel langs het pas gerepareerde dijkgedeelte te varen en daardoor een veel te hoge boeggolf producerend, was het lot van de Bosschedijk snel beslist. De dijk brak opnieuw.

Door het eb- en vloedgetij werd het gat in de dijk snel dieper. Op een gegeven moment was het dijkgat uitgesleten tot NAP –4.60 meter. Het idee was toen om een zinkstuk van 12x15 in het gat te varen en te laten afzinken om verdere afkalving van het stroomgat te voorkomen. Daarna was het plan: zou er een inderhaast gecharterd beurtscheepje op het zinkstuk varen, waarna het scheepje tot zinken zou worden gebracht in de dijk. Het scheepje werd omringd met klei en zandzakken, waarmee het gat verder werd afgedicht.

Het schip was voor het tot zinken werd gebracht gevuld met 24 m3 puin en zandzakken. Na deze actie was een NAP bereikt van +2.50 meter. Alleen al in dit stuk dijk werden +/- 40.000 zandzakken verwerkt. Met het afmaken van de dijk is het scheepje meegegaan in het proces en werd een vast bestanddeel van de dijk. Het scheepje is er tot op de dag van vandaag gewoon blijven zitten. Wat ook weer niet helemaal waar is.

Scheepje in de dijk
Laatst hoorde ik dat men tijdens de bouw van de personeelskantine op de scheepswerf van toen nog Cor Verolme gestuit is tijdens het heien op de restanten van dit scheepje. Om de palen toch een vrije doorgang te verlenen, is toen het scheepje door midden gebrand en is de helft ervan verwijderd. Maar, er zit dus nog steeds een klein gedeelte van het voor Rozenburgse begrippen zo beroemde bootje van de Degelingen.

Hoeveel Rozenburgers zouden er nog zijn die dit nog weten? Ook werd het verloop van de dijk enigszins gewijzigd, er zat nu opeens een ander knikje in. Wel is de kern van het gat gevuld met zand, maar de buitenzijde van de dijk kreeg een laag klei van 1 meter, zo ook op de kruin. De binnenzijde van de dijk moest het ook hier met wat minder doen en werd de kleilaag maar 60 centimeter dik.

De dijk werd op de plaats van de doorbraak op hoogte gebracht van NAP +5.00 meter. Ook de kruinbreedte werd gewijzigd en kwam nu uit op 2,50 meter breed, maar dit was alleen ter plaatse van de doorbraak. Ook de hellingshoek werd wat gewijzigd en bedroeg aan de buitenzijde 1:3 en de binnenzijde 1:2. De gehele operatie werd afgedekt met stromatten met een oppervlakte van om en nabij de 600 m2. Voor al deze werkzaamheden moest een bedrag van fl. 67.500 op tafel komen.

Pan- of Krimpolder
Gaan we nu op weg naar de andere kop van Rozenburg en hebben we te maken met de Pan- of Krimpolder. Ook hier was heel veel schade aan de dijk. Het met slecht gras begroeide buitentalud van de westdijk, een dijk met een hellingshoek van 1:5, was over een grote lengte behoorlijk beschadigd. Hier kon de zandkern weer gemakkelijk worden gerepareerd. Het zand werd gehaald van het brede strand wat voor de dijk lag.

Het brede strand heeft tegen de dijk aan een hoogte heeft van NAP van +2 meter. Daarna werd de kleibekleding hersteld. Hele stukken zwaar beschadigde duinen die tussen de zuiddijk en de westdijk liggen, worden als waterkering onvoldoende geacht. Onbetrouwbaar! De buitenzijde en de kruin hiervan werden voorzien van een nieuwe kleilaag met een dikte van 70 centimeter. De binnenzijde werd afgewerkt met een kleilaag van 40 centimeter. Dit was een klus die werd gedaan onder auspiciën van Rijkswaterstaat. Het kostenplaatje voor dit project bedroeg fl 193.000 -.

De Dam
We houden dan nog een project over en dat is de Dam. De Dam die Oostvoorne en Rozenburg met elkaar verbindt. Een dijk met een lengte van 1950 meter dwars door de Brielse Maas, van Oostvoorne naar de kop van het eiland Rozenburg. De Dam die onze status van eilandbewoners te niet deed. Opeens waren we geen eilanders meer. Aan de ene kant werden we verbonden met Oostvoorne, en aan de andere kant werden we vastgeplakt aan de Welplaat/Spijkenisse, in de volksmond de Botlekdam genoemd.

Toch waren deze dammen voor ons, Rozenburg, van enorm belang, maar niet alleen voor Rozenburg. Denk maar eens aan Brielle en alle dorpjes die aan de andere zijde van de Brielse Maas liggen. Ook hier waren de dijken niet zo geweldig hoog. Je moet er niet aandenken wat er had kunnen gebeuren als de Dam het op 1 februari 1953 had begeven en was doorgebroken.
Eigenlijk was de Dam niet eens aangelegd als superwaterkering. Het hoofddoel van beide dammen was het creëren van een enorm zoetwaterbekken. Voor de oorlog van ’40-’45 was het zoutgehalte al veel te hoog in de polders rondom de Brielse Maas. Het percentage zout in de sloten (drinkwater) was zó hoog dat de boeren hun koeien met gemengde gevoelens de wei instuurden. Er zijn ook in de jaren ’40 wel diverse koeien gesneuveld door een te hoog zoutgehalte in de grond/gras.

Overmaas
Er werden jarenlang plannen gemaakt voor een afdichting. Er was een plan, dat de Dam zou komen vanaf de Eendenkooi richting het Stenen Baak. Op de lange duur was men er toch uit, en in 1949 werd er gestopt met het maken van plannen en is men ertoe overgegaan om het aanleggen van een Dam in de Brielse Maas-monding gestalte te geven. Wel is deze Dam toch een eind verder richting zee komen te liggen, als in eerdere gemaakte plannen. Maar in juli 1950 werd de zaak officieel afgesloten. Rozenburg was vast verbonden met de buitenwereld, als je zo het Overmaas mag noemen.
Veel mensen waren in die tijd niet zo gelukkig met het aanleggen van de Dam. Felle tegenstanders waren de heren van het genootschap van natuurmonumenten, De Beer. Dit waren de mensen die het natuurmonument De Beer bestuurden. Dit gezelschap was bang dat door de aanleg van de Dam het met de rust in het natuurgebied gedaan zou zijn. Een wens/eis van het gezelschap was dan ook: ‘geen weg over de Dam, een fietspad vooruit, maar geen auto’s over de Dam!’ Toch op 3 juli 1950 was het zover: de afsluiting was een feit. Wat ik uit rapporten heb gelezen, begon het zoutgehalte al vrij snel te dalen, dus deed de Dam zijn werk naar behoren. Ik heb niet het idee dat er tot zover klachten waren over de Dam.

Totdat er de nacht kwam van De Ramp, op dat moment werden er andere prestatie verwacht van de dijk die Rozenburg met Oostvoorne verbond. De hoogte zal niet het probleem geweest zijn, maar de constant beukende golven van de harde noordwesterstorm deden de Dam trillen op zijn nog verse grondvesten.

De voet van de Dam was opgebouwd uit lichte Belgische zetsteen, en die voet werd over een lengte van honderden meters vernield. Wat ook weer van invloed was op de toch wel dikke kleilaag die onder deze zetsteen lag. Ook de kleilaag werd ondermijnd. Hierdoor werd de betonband die de zetsteen op zijn plaats moest houden plaatselijk gedeeltelijk of volledig weggeslagen, waardoor tevens de zandkern werd aangetast.

Dit ging op sommige plaatsen zóver dat het buitentalud werd aangetast tot boven buitenberm van de Dam. Op een plaats ging het zóver door, dat het water zelfs tot aan de kruin kwam, en over begon te lopen via het binnentalud. Vrijwel direct is men begonnen om deze aanvallen vanuit zee weerstand te bieden. Met man en macht is gewerkt om de Dam te behouden, wat uiteindelijk ook wel is gelukt, maar vraag mij niet hoe dat deze mensen is gelukt.

Materiaal over het fietspad
Er waren die nacht heel veel problemen. Op het moment dat het zover was dat het water ging zakken, was er van de kruin, die een breedte had die ruim 2,5 meter bedroeg, op sommige plaatsen was er minder dan een halve meter over. Maar een van de problemen was de toevoer van het materiaal, want er was nog steeds geen weg, er was alleen een fietspad dat binnen de kortste keren aan gort werd gereden door de vrachtwagens en tractoren met hun tonnen wegende ladingen zandzakken.

Een fietspaadje van anderhalve meter breed en een grindlaagje van 8 cm, dat was de toegangsweg naar het rampgebied. Een van de grootste problemen om de dijk te behouden, waren het ontbreken van toevoerswegen om het materiaal wat nodig was om de dijk te redden op de plaats van bestemming te brengen. Gelukkig is het allemaal goedgekomen, maar in die nacht zijn er wel lessen geleerd. Tijdens de nacht zijn heel veel mensen bezig geweest om de Dam boven water te houden.

Een tijdelijke noodvoorziening werd direct na De Ramp gerealiseerd. Hierbij waren omstreeks 300 mensen (vrijwilligers) betrokken. De noodvoorziening bestond hoofdzakelijk uit enorme hoeveelheden zandzakken, rijshout, en dekzeilen. Dit alles werd aangebracht tegen het afgeslagen en tot in de kern beschadigde talud van de Dam. Deze noodvoorziening werd aangebracht in afwachting tot het definitieve herstel. Na bewezen diensten is is de noodvoorziening vervangen door een rijs- en rietbeslag op een van tevoren geëgaliseerd talud.
Het realiseren van dit alles kwam gereed op 14 februari 1953.

Nieuwe weg
Voor de aanvoer van materialen die nodig waren om de dijk definitief te herstellen, en voor het latere onderhoud, werd er onder aan de Dam een steiger gebouwd. Deze steiger lag en ligt nog steeds bijna tegenover het monument. Verder werd er een weg aangelegd, een verharde weg, hoogovenslakken op de binnenberm van de Dam. Voor zover dit nog nodig was, werd het damprofiel gerepareerd en de steenglooiing in oude glorie hersteld.

De glooiing werd opnieuw gezet, gedeeltelijk werd hierbij zuilenbasalt gebruikt. Waarna het geheel werd voorzien van een asfaltcoating. Een klein detail: het zetten van de steenglooiing werd uitgevoerd door 27 Italiaanse (gast)arbeiders. Het werk dat aan de Dam werd uitgevoerd was in beheer bij Rijkswaterstaat. Het werk werd opgeleverd op 26 november 1953. En dan de kostprijs. Hier werd een prijskaartje gepresenteerd van fl. 592.000,-. Deze nacht heeft wel duidelijk gemaakt dat een weg over de Dam onmisbaar is. Het was nu een doodlopende weg. De genoemde bedragen zullen uitsluitend te maken hebben gehad met het object waar aan gewerkt werd. Wat er verder nog aan kosten zijn gemaakt? Het zal niet weinig zijn geweest.

LEES MEER  "The day after" ..

rozenburg