Krabbe-verhalen deel 1

De Krabbe-verhalen deel 1        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

"Dit moet een verhalenreeks gaan worden (60 stuks) over De Landverbetering, een kleine woongemeenschap ingeklemd aan de ene kant door de Nieuwe waterweg en aan de andere kant door de Brielse Maas.

Een verhaal over de bewoners, hun belevenissen, en het doen en denken van deze mensen .Gewoon een verhaal hoe deze mensen daar leefden en werkten. Of mijn idee levensvatbaar is; ik hoop het, maar zeker ben je nooit. Dus even voorzichtig afwachten. Het idee achter de oproep is eigenlijk dat als ik terugkijk naar vroeger, de foto’s de verhalen, dat het altijd over de Zuidzij gaat of De Buurt en de Bomendijk, de Heul, de Graspolderdíjk, ook de Scheurpolder wordt niet vergeten - allemaal prima. Maar ga ik zoeken naar De Krabbe, dan valt het mij op dat er zo heel erg weinig van deze unieke woongemeenschap is terug te vínden in of foto’s of verhalen. Daarom wil ik het op deze misschien wat vreemde manier onder de aandacht te brengen.

lk wil een verhalenreeks gaan maken van de tijd dat ik daar woonde (1951-1964), over mensen, dingen en hoe een en ander in zijn werk ging. In het kort een verhaal zoals ik mijn jeugd daar beleefd heb. Maar zul je zeggen: ‘Wie ben jij dan wel?’ Een goeíe vraag! Als je iemand kent, dan praat dat al een stuk gemakkelijker. Daar gaan we dan. lk ben Jan Leendert Willem Breukel geboren op de Zanddijk op 15 mei 1940, inderdaad een roerige tijd .lk ben de oudste zoon van Leen Breukel en Jannetje van Oudheusden. De tweede zoon Willem (de loodgieter) is drie jaar jonger, en Piet de jongste zes jaar jonger.

In 1943 zijn we verhuisd naar de Brielse Heuvel, en in 1951 zijn we dan naar de Vereniging tot Landverbetering, in de volksmond De Krabbe vertrokken. Waar we noodgedwongen eind ’63’, ’64 moesten vertrekken in verband met de aanleg van de Europoort. Ik ben in 1965 getrouwd met Mies Alberts, de jongste dochter van de laatste smid. In ’66 is onze eerste zoon geboren, en in 1970 de tweede zoon. Wij, mijn vrouw en onze jongste zoon en ik, wonen nu al weer vijftien jaar in het mooie buiten van Vierpolders.

De Krabbe, daar kom je zomaar niet.

Herfst 1949. Leen Breukel is getrouwd met Jannetje van Oudheusden en vader van drie kinderen. Hij is werkzaam bij Gerrit Groenewegen, een kleine boer aan de Graspolderdijk. Leen was daar al een jaar of tien in vaste dienst, maar helemaal gelukkig was hij daar nou ook weer niet. Toen hij dan ook met paard en wagen naar de boerderij op weg was met een nog voor het helemaal donker was snel geladen vracht met bietenblad was hij al een stuk of wat knechts van andere boeren tegengekomen. Het was al kwart over zessen en de werktijd was tot half zes. Zo ging het meestal, altijd te laat.

Maar snel het paard uitspannen en naar huis, dat was de bedoeling. Hij zat al op de fiets, maar daar kwam boer Gerrit aangerend: ‘Leen! Leen! Stop eens even.’ ‘Ja, wat is er?’ zei Leen enigszins narrig. ‘Had je nou niet nog even die wagen met blad kunnen lossen?’ Op dat moment knapte er wat bij Leen Breukel. ‘Man,’ zei hij, ‘die vracht zal je zelf moeten lossen, je ziet mij hier nooit meer!’ Leen stapte op zijn fiets en de boer kon roepen wat hij wilde: hij keek niet meer op of om en ging in een streep naar huis Staaldiepsedijk 56, naar zijn Jannetje. Maar je snapt, die was helemaal niet zo gelukkig met dat verhaal. ‘Hoe moet dat nou straks? Dan heb ik geen eten meer voor de kinderen en de huur en de andere lasten.’ Zij zag enkel maar problemen.

Na het eten werd er op de deur geklopt, en daar stond boer Gerrit met tranen in zijn ogen. Hij had het niet zo bedoeld, of Leen alstublieft weer terug wilde komen. Maar dan had hii buiten de waard gerekend. ‘Geen gedachten van’, zei Leen. ‘Ik wil wel als vrienden uit elkaar gaan, maar ik kom niet meer bij je werken.’ Dat verhaal was dus afgesloten. De andere dag, na een nacht van slecht slapen, ging Leen naar Vlaardingen, naar het arbeidsbureau. En daar lag een aanvraag voor een arbeíder op De Landverbetering. Niet als knecht, en die heeft hii meegenomen. Op de terugweg kwam hij Jaap van Dorp tegen. ‘Joh’, zei die, ‘wat heb ik gehoord? Leen, zoek je werk? Jje kan direct bij mij beginnen.’ ‘Ik zal nog wel zien’, zei Leen.

‘s Avonds na het eten wordt er weer aan de deur geklopt. Johan van Dorssen van de Zandweg aan de deur. Die begon ook gelijk: ‘Ik heb gehoord dat je weg ben bij Gerrit Groenewegen. Zou je geen zin hebben om bij mij te komen werken?’ Leen toch wel wat gestreeld door al deze belangstelling zei: ‘Ik ga morgen op De Krabbe praten en dan zie ik wel hoe het loopt. Ik laat wel horen hoe dat afloopt. Hij had daar een gesprek met Drost, de toenmalige directeur, en die was er al snel uit. Iemand die tien jaar bij dezelfde baas gewerkt heeft, kan nooit verkeerd zijn. Dus hij werd daar aangenomen. De andere boeren heeft hij toen af moeten zeggen. Maar hij werd daar wel aangenomen als arbeider, geen knecht.

Toen, medio 1951, was hij aan het werk om de beruchte goot die voor de vijftien huizen langs liep schoon te maken. Toen Van der Hoek, de toenmalige directeur, langskwam en vroeg of hij het een beetje kon wennen aan het werken hier. Toen kwam het gesprek op waar Leen mee bezig was, aan de goot. ‘Als ik het voor het zeggen had’, zei Leen, ‘zou ik het anders doen.’ En hij kwam er met Van der Hoek uit. Hij zei: ‘Als u een staartploeg en een paard voor mij heb, dan rij ik de goot in een keer schoon.’ Dus paard en ploeg werden gehaald en het gootje was binnen de kortste keren veranderd in goed werkende goot.

‘Leen Breukel’, zei Van der Hoek, ‘ik kan zien aan hoe jij met dat paard en die ploeg omgaat, dat jij geen arbeider maar boerenknecht ben. En waarom weet ik dat niet? Maar luister, Jan van Eekelen is behoorlijk ziek en zal waarschijnlijk niet meer terugkomen. Heb jij zin om hier als paardenknecht te komen werken. Als ik daar Van Eekelen geen problemen mee bezorg, heb ik wel idee. En ik zal het er thuis over hebben. Met van Eekelen dat regelen wij, daar hoef je niet over in te zitten. We hebben een huis en tuin voor je en met alle voordeeltjes die je als knecht hebt.’

De oude woonhuizen op de Landverbetering

Nou, vader en moeder waren er na een avondje wel uit. Opa van Oudheusden zag het niet zo zitten, maar die had er vroeger gewoond en dat was allemaal niet zo prettig verlopen. Maar onze ouders lieten zich niet intimideren door de ouders van mijn moeder. Dus het feest ging door: Leen werd aangenomen als paardenknecht/hulptractorchauffeur.

En op 1 augustus 1951 op een regenachtige morgen kon er op het land niets gedaan worden, dus was het mooi weer om te verhuizen. Om 07:00 uur stond Piet Kraaijeveld met Vader Leen en een tractor met twee kiepwagens voor de deur. Het verhuizen ging toen heel simpel. Het zeil was een paar dagen eerder al opgerold en opnieuw gelegd in de woning op no. 13. We kwamen aan om een uur of tien. We hebben eerst kennis gemaakt met de buurvrouw en een lekker bakkie gedaan. Daarna werd de boel uitgeladen en om twaalf uur stonden de pannen met eten al weer op de kachel te pruttelen. En om een uur of twee ging vader Leen weer naar zijn werk. Zo was de verhuizing een feit, en waren wij Krabbenees geworden, op papier. En dit was zo ongeveer wat wij in het begin tegenkwamen op 01-08-1951. Niet wetend dat deze grap zo bepalend zou zijn voor het vervolg van mijn leven.

Zo dit was even het kort hoe wij op De Krabbe zijn gekomen.
En van af nu ga ik proberen verhalen en belevenissen van de oud-bewoners van De Landverbetering op papier te krijgen. Het begin is er.
Maar als er opmerkingen of suggesties zijn: heel erg graag. Je kan nou eenmaal niet alles weten. En verhalen, hoe meer, hoe liever.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg