Krabbe-verhalen deel 12

De Krabbe-verhalen deel 12        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

Het binnenhalen of het oogsten van de aardappelen  

"Of zoals we vroeger zeiden aarpelsrapen. Dat was in de vakantietijd volksport no. 1. Een bezigheidstherapie waar je niet vrolijk van werd, maar waar je wel een zere rug van kreeg en vingers vol met kloven. Kloven waar je u tegen zei.

Dat oogsten ging als volgt in het werk: jongens en meisjes - meestal scholieren - die een paar centen wilden bijverdienen. Maar ook waren er nogal wat huisvrouwen die op deze manier probeerden wat extra geld in de knip te krijgen.
En er kwamen ook nogal wat jongens, schooljongens van het dorp. Luc van Oudenaarden, de latere fietsenmaker uit Den Briel, kwam ik daar tegen, maar ook de jongens van Gerrit de Jong de procuratiehouder van de Heer van Helden-handel in zaden en granen. Jaap en Bram waren vaste klanten. Maar ook Leen en Jan, de zonen van Pleun Breukel, waren ook jongens die ik daar tegenkwam, en zo waren er nogal wat van die jonge mensen. 

De procedure was als volgt: er werd begonnen met het melden bij de baas, die gaf je dan een vak waar je als de rooier langs was geweest als de bliksem de eruit gegooide aardappels in een mand moest rapen. De rooier zag er als volgt uit: aan de voorzijde van de rooier zat het mes dat de aardappelstruik oplichtte, dan lagen de aardappelen dus los. Dat door de voorwaartse beweging van het apparaat, het apparaat werd aangedreven op zijn eigen wielen.
In die tijd werd er een lichte trekker voorgezet, en met dat het ding ging rijden, begon het rad in de rondte te draaien en vlogen de aardappels je om de oren, en dan lagen daar die piepers over een meter of twee breed verspreid.
Hoe breed de aardappels lagen, hing weer af van de snelheid waarmee het apparaat zich voortbewoog. Hoe harder het ding in voorwaartse richting bewoog, hoe breder de aardappelen kwamen te liggen. Het rad draaide op de omloopsnelheid van de wielen van de rooier. 
 
Mudzak
En het was dan jou taak zo snel mogelijk die dingen in een mand te krijgen en de volle mand in een nog lege jute mudzak te storten. Als je drie manden in de zak had, was je een mud aardappels rijker en voor die prestatie kreeg je dan een cent of 25 of 50. Maar veel tijd om over je verdiende rijkdom als 12-jarige na te denken was er niet, want daar was alweer de rooier. En herhaalde zich het eerder vertelde verhaal, die aardappelrooier bleef maar komen.

Werd je er na verloop van tijd wat handiger in om de aardappelen in een steeds hoger tempo via die mand in die mudzak te krijgen, dan kreeg je een langer stuk toegewezen. Je moest dan alleen nog weer harder werken, want die rooier bleef maar komen. Dat ding werd nooit moe, maar ik wel! Ja, dat waren andere tijden als tegenwoordig. Als je dan genoeg verdiend had met je geploeter kon je met vakantie. Maar dat was nou jammer. Vakantie dat was iets nieuws, en zei mijn moeder: ‘Niet weggelegd voor de gewone man.’ Mensen die nu in de landbouw werken gaan ook met vakantie, maken reizen naar verre en warme landen. Dat was er in die tijd zeker niet bij.

Willem, dat is de broer die na mij kwam, had nergens meer een hekel aan, als aan dat aardappel rapen, maar toch. Hij had een tweedehands fiets gekocht voor 175 gulden en vader Leen had gezegd: ‘Je mag de fiets kopen, maar je moet het geld wat die fiets gaat kosten zelf maar zien te verdienen.’ Veel mogelijkheden om geld te verdienen waren er in die dagen nou ook weer niet. In principe was er maar een mogelijkheid, en dat was in die aardappelen. Tjonge, wat had hij daar een hekel aan.
Met drie weken werken had hij de 175 gulden bij elkaar geraapt en geschraapt. Toen was hij eens aan het rekenen geslagen en het was op woensdagmorgen, half twaalf. Willem stapte naar Goedendorp en zei: ‘Ik heb genoeg geld verdiend ik stop er mee.’ En Goedendorp, de aardappelgoeroe c.q. -baas, kon praten wat hij wilde: Willem had het helemaal gezien. En nog mooier, ik heb hem helemaal nooit meer op of in het land gezien. Loodgieter wilde hij worden en zo is het ook gebeurd, en wij zaten toen nog steeds in die aardappelen.
Maar de automatisering ging ook in de landbouw steeds verder. Het blad oftewel het lof dat op aardappelen zat, werd ook in die tijd al doodgespoten. Dit was nodig omdat we voorraadrooiers kregen die het werk van de oude aardappelradrooiers gingen overnemen. Dat was al een enorme verbetering. De piepers lagen nu niet meer twee meter breed, maar nog maar 30 centimeter breed en op een lange rij. En je kon als raper twee of drie rijen tegelijk meenemen.

 
Voorraad rooien
Maar toch, op alle voordelen waren ook wel weer enkele nadelen. Het grootste vond ik persoonlijk de kreet voorraad rooien. Wat er gebeurde, was het volgende: de tractor met de rooier ging ’s morgens vroeg rijden tot tegen de middag. Dan lag er al veel meer dan dat er die dag opgeraapt kon worden. Dus die aardappels lagen de hele dag in de zon en als jij kwam om ze op te rapen, was de aardappel en de grond al meer dan uitgedroogd.
En dan had je binnen de kortste keren je handen vol met kloven. Kloven zo groot, daar verdwaalde een lieveheersbeestje in. ‘Ja’, zei mijn vader dan, ‘je moet je handen goed insmeren met uierzalf.’ Nou, het zal allemaal wel. Ik kon smeren wat ik wilde, die kloven gingen niet weg. Potten van die troep heb ik gesmeerd. Vrouw Sala is er rijk van geworden. Dit was nou typisch zo’n product dat je bij Mien de Bakker niet kon kopen.
Wat wil je ook, als scholier heb je dan nog helemaal geen eelt op je handen. Ja, op je kont zitvlees, dat kreeg je wel op die harde banken, maar niet op je handen. Of het ging regenen, dan moest je de aardappels bijna uit de grond halen en je zat van top tot teen onder de modder. Nee, er zaten toch wel enkele vervelende kantjes aan dat op voorraad rooien.
Gelukkig kwam er redding. De voorraadrooier bleef, maar werd weer verder geautomatiseerd. Aan de achterzijde van de rooier kwam een afzakinstallatie, waar een man de zakken die als ze vol dreigde te raken verving door er netjes een nieuwe zak aan te hangen en de zak vervolgens netjes in de rij achter de rooier neer te zetten. Maar zoals zoveel dingen die geautomatiseerd worden, zaten ook hier vervelende kantjes aan.
 
Schooljongens
Het bestand schooljongens, dat in vakantie aardappels kwam rapen, daalde tot nul. Dat was iets wat ineens over was. Ook de paar centen die de huisvrouw met de aardappeloogst meepikte, was ineens voltooid verleden tijd. Zo zie je dat het heel vaak opgaat dat ieder voordeel ook zijn nadeel kent.
Nu had je nog een ploegje mensen (twee) die de aardappelen die in de rij stonden op de wagen zette, waar ze dan werden opgehaald door een tractorchauffeur die op de wagen stond en twee opgevers die de zakken van de grond tilden en op de wagen zetten. Daarvoor hadden zij een speciale stok, het zgn. opgeefhoutje. Toen een ingeburgerd iets. Nu is er denk ik bijna niemand meer die van de betekenis van het houtje af weet.
Dat was ook zoiets, de twee man die de zakken op de wagen tilden, deden dat in het aangenomen en kregen zoveel cent de zak. Op een wagen gingen 64 zakken en alles werd op en bij de weegbrug geregistreerd, dus het was makkelijk uit rekenen. Aan het eind van de dag ging de aardappelbaas (de pieper) langs de weegbrug en telde het aantal wagens dat over de brug was gegaan. Die aantallen werden dan doorgegeven aan het kantoor, en op zaterdag werd er dan afgerekend. Maar, en dat is dan misschien enigszins vreemd, de tractorchauffeur, de man die de zakken van zijn combinatie wegstapelde - twee keer 64 x 70 kilogram - kreeg daar geen stuiver extra voor.
 
Maar dat zomaar even tussendoor. Het tijdperk aardappelen rapen was voltooid verleden tijd. En vanaf die tijd werden er nooit aardappels meer geraapt. Ik vond het geweldig. Maar op zo’n aardappelrooi-afzakcombinatie stonden vier man/vrouw die al het dode loof en grote kluiten eraf stonden te rapen. Stomvervelend en saai werk. En het belangrijkste, die mensen stonden er niet voor niets. Daar hing ook weer een prijskaartje aan.
 
Nou heb ik een verhaal waar ik niet voor 100% zeker van ben, maar het zou in ieder geval wel kunnen. Jan van den Hoek was op vakantie in Frankrijk en had daar iets gezien waarmee ze het lof van de aardappelvelden ranselden. Dus toen hij terugkwam van zijn vakantie was het eerst wat hij deed naar de smederij gaan praten met de smid. De monteur Korres werd er ook bijgehaald, en er werd een schetsje gemaakt. En na een goed gesprek kwam er toch iets op tafel wat met enige fantasie op de latere loofklapper moest gaan lijken.
Er werd een ronde buis uit het rek gehaald, waarop een poelie werd gelast, een poelie waar vier snaren op konden. Daarna werden er allemaal oogjes op die ronde buis gelast, waaraan kettinkjes werden bevestigd en aan het einde van dat kettinkje zat een plat ijzeren plaatje. De lengte van de ketting was ongeveer 25 centimeter De gladde ronde poelie van de tractor werd vervangen door een poelie waar 4 à 5 snaren op konden.
 
Loofklapper
Fordson 4 werd aan het experiment opgeofferd. Ik heb een beetje simplistisch het basissysteem uitgelegd, maar er komt technisch nog wel wat meer om de hoek kijken. Maar het gaat mij meer om het principe. Een loofklapper, niemand had ooit zo’n ding gezien. Zo moest het ding aangedreven worden. Er werd wel een beetje lacherig over het experiment gedaan, maar de testen vielen niet helemaal verkeerd uit.
Alleen het ding maakte enorm veel stof. Als alternatief is er toen gekozen, en op verzoek van de tractorbestuurder, om het loofklappen in de avond of in de vroege morgen te laten plaatsvinden. Waarom, zult u zeggen? Wel, om die tijd had je vaak wat dauw over de velden en daardoor een wat hogere vochtigheidsgraad en dat maakte het voor de man die het ding over het land moest sturen nog enigszins dragelijk, hoewel het ding een geweldig lawaai liet horen en enorm veel stof produceerde.
Toch werden de resultaten steeds beter, en er werd constant aan verbeteringen gewerkt. Op het laatst werkte het ding ‘de loofklapper’ gewoon goed. Dit is niet te vergelijken met wat er vandaag de dag rondrijdt, maar voor die tijd waren we er best gelukkig mee.
 
Tractor
Alleen kwam het volgende probleem nu om de hoek kijken: de tractor. Het ouwe beestje had de grootste moeite met het torsen van het apparaat, dat toch wel behoorlijk zwaar was. En dan moest het ding ook nog eens met hele hoge toerentallen in de rondte gaan. En die Fordsons zagen er wel groot uit, maar 28 pk is nou ook weer niet zo geweldig veel.
Maarten van Goof van Oudenaarden was de bestuurder van de loofklapper die met veel geweld het aardappelveld Nooitgedacht achter de dijk van De Zeehondenpolder van het aardappelloof aan het ontdoen was, toen daar opeens met een geweldige dreun het motorblok uit elkaar knalde. Er hingen een paar zuigers naast motorblok. De conclusie was simpel: dit apparaat zou voorlopig dus wel niet meer van zich laten horen, dat was dus einde verhaal. Maarten was er goed vanaf gekomen. Hij had zich met een geweldige sprong in veiligheid weten te brengen. De man was nog jong en beschikte over een atletisch lichaam. Dus dat was toen geen enkel probleem, of hem dat nu nog zou lukken, waag ik te betwijfelen.
 
Maar de loofklapper stond stil, en er waren nog heel wat velden waar het loof vanaf moest. Er was dus nog behoorlijk werk aan de winkel. Binnen de kortste keren werd er een ‘ruilmotor’ aangeleverd. En of onze bedrijfsmonteur Aai Korres dat ding er maar even in wilde zetten. Of hij het alleen heeft gefikst, of met hulp van monteurs van de grasdrogerij dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat binnen twee dagen het apparaat weer volop stof blazend en brommend over de aardappelvelden reed.
Het was ook in die tijd dat Bas Kooy op een van de vele velden met een aardappelrooier bezig was om de oogst binnen te halen. En er stonden nog maar drie man op de rooier: twee mensen die de ongerechtigheid eraf haalden en een afzakker. Maar tijdens het keren van de rooier ging het fout. De meeste van de mensen die op de rooier stonden, bleven tijdens het draaien op het voorhoofd gewoon staan.
Maar Leen Vermeulen, mijn oude buurman van de Brielse Heuvel, was een wat nerveus mannetje, altijd maar drentelen. En zoals hij zo vaak deed, was hij ook deze keer weer eventjes afgestapt, en had zich aan het oog van Bas onttrokken. Bas was hem even kwijt tijdens het achteruit steken. Opeens een hoop geschreeuw, en daar lag Leen met zijn been onder het wiel van de aardappelrooier.

Gebroken been
Zijn been gebroken gilde hij als een mager speenvarken: ‘Oh, oh, oh, en ah, wat moet ik nou? Wat zal Lijntje (zijn vrouw) wel zeggen?’ Dit gaat nooit meer goedkomen. Maar Bas, als altijd even kalm, zei tegen Leen: ‘Blijf maar even rustig liggen Leen. We laten een ziekenwagen komen. Dan ga je naar het ziekenhuis en wordt de zaak wel weer gerepareerd’.
Dat rustig liggen, dat lukte wel. Maar Leen werd steeds banger en raakte alsmaar meer in paniek. Leen had zijn conclusie getrokken. ‘Jongens’, zei hij, terwijl hij naar zijn gebroken been keek, ‘dit gaat nooit meer goed komen.’ En daarbij ging zijn blik richting het kanaal. ‘Gooi me daar maar in. Nou heeft toch niemand meer wat aan me.’
Het is uiteindelijk wel goed gekomen met Leen. Na een hele lange revalidatieperiode is hij wel weer teruggekomen, maar hij is nooit meer de oude geweest. Ik vond Leen een aardige man. Hij was alleen ontzettend bang voor zijn Lijntje, en dat was helemaal niet nodig. Zijn vrouw Lijntje was gewoon een aardig mens. Misschien een tikkie nieuwsgierig, maar verder altijd vol met grappen en ondeugd, en dat heeft dan weer niets met aardappelen rapen te maken.
 
Slavenwerk
Aardappels rapen, volkssport no.1. Slavenwerk was het. Iets wat je je grootste vijand nog niet zou laten doen. Ik woon nu in Vierpolders, midden in de polder, en als ze aardappels aan het rooien zijn, sta ik met verbazing te kijken hoe dat nu in zijn werk gaat. Ze starten ’s morgens om een uur of zeven met een aardappelvoorraadrooier.
Een stuk of drie tractoren met enkele enorme kiepwagens waar de oogst in wordt opgevangen en ’s middags om een uur of 5 liggen de aardappelen in de schuur. Ik dacht dat ze iets van een paar 1000 kilo per uur kunnen rooien. Een en ander hangt af van de hoeveelheid wagens die er ter beschikking staan. Hoe is het toch mogelijk als je dan nog eens terugkijkt hoe dat het in onze tijd er aan toeging. Dan moet je constateren dat wij aan de voet stonden van een enorme ontwikkeling in de landbouw.
En dan de tractoren van toen. Ja, een Perkins Diesel was eens het paradepaardje met een pk of 50. Nu rijden ze met dingen rond van 150 of 200 pk en voor- en achterwielaandrijving. Als je met deze wetenschap zo het een en ander zit te bekijken, dan vraag je je af hoeveel mensen zouden er nu, stel dat De Landverbetering nog had bestaan, gewerkt hebben. Ik denk dat de industrie toch wel heel wat meer werkgelegenheid biedt op dit moment als dat onze Krabbe ooit waar had kunnen maken.
En vanuit dat standpunt zou je moeten zeggen: was het toch misschien niet helemaal verkeerd wat ze toen hebben uitgevoerd met die Europoort en zo? Maar de echte Krabbenees zal, als je hem diep in zijn hart kijkt, jou daar nooit gelijk in geven. Zoals het was, zo was het goed. Maar ja. En Aardappels rapen ja. Een paar bijstandtrekkers komen nog wel eens een aardappeltje lezen. Aardappelen lezen. Dat zijn de aardappels die naast de rooier zijn gevallen, die zijn voor de lezer. Maar door de steeds betere machines die nu over het land rijden laten ze bijna niets meer vallen.
Ik denk dat de gemiddelde lezer het met de modernere methodes wel heel erg moeilijk heeft. Daarom heb ik het idee dat ook het zogenaamde aardappel lezen wel eens gedoemd zou kunnen zijn om te verdwijnen. Dus daarom zal er in de toekomst geen plaats meer zijn voor ‘de aardappellezer’. Ook weer een teloorgang. Generaties lang werden de aardappels die buiten het proces verzeild waren geraakt, gelezen door huisvrouwen en schoolkinderen. Maar ook dit oervervelende werk valt onder het synoniem: het is mooi geweest, over en uit. We praten er niet meer over!

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg