Krabbe-verhalen deel 14

De Krabbe-verhalen deel 14        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

De Timmerman  

"In eerste instantie zou je zeggen: ‘Wat moet je nou als boerenbedrijf met een timmerman?’ Maar bij nader inzien kom je er achter dat ook deze man, even als de monteur en de smid ook op een bedrijf als De Landverbetering onmisbaar was.

De eerste Timmerman die ik meemaakte, was Bep Houtenbrink. Bep was getrouwd en had drie kinderen: twee meisjes en een zoon Bob. De meisjes waren Beppie, de oudste en Jopie, de jongste.
Van Jopie heb ik kortgeleden vernomen dat zij in Julianadorp bij Den Helder zou wonen, of hebben gewoond.

Het gezin Houtenbrink woonde op De Zeehond in een prachtig huis. Eerder woonde daar Adrie van der Hoek, de boekhouder van De Landverbetering. Maar die is toen verhuisd naar het grote huis op De Krabbe. Het grote huis was aan de linkerzijde als je vanaf de Bakkersdijk naar De Krabbe kwam.

En zo ging Bep met zijn vrouw en drie kinderen naar het mooie vrijstaande huis op De Zeehond, met een uitzicht zo ver dat je ogen er pijn van gingen doen. De familie had in de loop van de tijd al in diverse huizen van De Krabbe gewoond, ook in een van de vijftien. Zij woonden in eerste instantie op no. D104, met als buren aan de ene kant de familie S.J. Bos op D105 en aan de andere kant op D103 weduwvrouw Jannetje Kleijwegt (opoe Jannetje) samen met haar zoon Gerrit.

De Zeehond
Na het wonen op D104 werd er verhuisd naar het houten huis wat naast de werkplaats van Ai Korres stond. Het hoe en waarom weet ik niet, maar in ieder geval heeft het gezin Houtenbrink daar ook gewoond. Dus kun je wel stellen dat de familie het leven van werken en wonen op De Krabbe redelijk onder de knie had. Het contact met de Krabbenezen verliep goed. En dan van De Krabbe naar De Zeehond.

De Zeehond was een polder van God en alle mensen verlaten. Op De Zeehond stond een groot en mooi huis en een heel klein huisje. Ook stonden er een grote dichte schuur met een koeienstal en ‘tassen’ waarin het koren kon worden opgeslagen. Daarachter stond ook nog een grote open kapschuur en een 700, 800 meter verderop richting De Krabbe stond op de hoek van de Zuidendijk nog een soort huisje, waar in eerste instantie seizoensarbeiders in waren gehuisvest. Tijdens de oorlog is dat veranderd. Die verandering heeft plaatsgevonden toen de Noordbanklocatie tegen de vlakte ging. Dus min of meer drie huizen. Er valt meer over het pandje dat aan de Zuidendijk stond te vertellen, maar dat levert aan het verhaal van de timmerman geen bijdrage.

Verlaten oord
Maar verhuizen naar De Zeehond is dat wat? De buren, in eerste instantie de familie Hendrik van der Laan en later Arie van der Meijde, daar moest de familie Houtenbrink het mee doen. Na de verhuizing van zijn ouders is Siert in het voormalige huisje van zijn ouders gaan wonen. ‘Wat mij altijd heeft verwonderd’, vertelde Bep, ,de oudste dochter, ‘dat mijn moeder, die toch uit de stad kwam, het zo geweldig naar haar zin heeft gehad in dit door alles en iedereen en verlaten oord De Zeehond.

Veel jaren later zijn ze verhuisd naar het Brabantse en kwamen midden in de bossen terecht. Bep zal het naar zijn zin gehad hebben, maar zijn vrouw absoluut niet, die miste De Zeehond heel erg. Na de familie Houtenbrink zijn er mensen in komen wonen uit Friesland, de familie Jouke Bruinsma. Die man had het geweldig naar zijn zin. Het werk en alles wat er om heen hing, hij vond het allemaal prima.
Dit in tegenstelling tot zijn vrouw, die kon het daar in die weidsheid van het poldergebeuren absoluut niet wennen. Het waren heel aardige mensen en hoe jammer dat Jouke het ook vond: er was maar een oplossing, en dat was terug naar Friesland.

Maar we gaan nog even naar Bep en zijn gezin. Het huis was voorzien van (hemel) water en licht, en daar was het wel mee gezegd. Maar timmerman Bep was zeer creatief en zeker voor die tijd, toen het woord hobby zijn intrede nog niet had gedaan. De man had een douche gemaakt van een tuingieter. Kom er maar eens op. Er werd een ophangpunt gecreëerd boven in de badruimte, waaraan de gieter met heet water van 35 graden Celsius werd opgehangen.

Die temperatuur van 35 graden Celsius ontstond vanzelfsprekend niet automatisch, dat water moest natuurlijk wel eerst even opgewarmd worden. Voor dat werk werd de beroemde ‘4-pitter’ ingezet. Een koordje aan de sproeikop moest zorgen voor een regelmatige toevoer van warm water. Ik hoef niet uit te leggen dat een tuingieter niet onbeperkt water geeft. Je zult het zeer rustig moeten doseren, want op is op.

Wassen
De bediening van het touwtje was dus van groot belang. Hoe harder je trok, hoe sneller het feest over was. Maar alles zal beter geweest zijn als de spons gevuld met zeepsop die over je kop werd uitgeknepen. Als je daar als slachtoffer van het zaterdag avondritueel weerloos in een teil met warm water mee om de oren werd geslagen. Nee, het wassen was in onze jeugd niet altijd lolletje.

Maar Bep was niet alleen een goede timmerman, hij was ook zeer kundig en creatief. Dat vonden wij tenminste, de kinderen van De Landverbetering. Wanneer je de timmerwinkel binnenstapte en je vroeg met een oud stukje hout in je hand: ‘Meneer Houtenbrink, kunt u hier een boot van maken?’ Dan schudde hij lachend met zijn hoofd, gooide het stukje hout weg, pakte uit de ton met afvalhout een nieuw blokje afval, startte de lintzaag en binnen vijf minuten liep je met een prachtig bootje de werkplaats uit.

Ik vond dat helemaal geweldig. Die man kon binnen vijf minuten dingen voor je maken die je vader nog in geen maand voor elkaar kreeg. Maar het was ook niet allemaal vreugde voor die man. En je moest ook niet iedere week bij hem komen om je speelgoedvoorraad aan te vullen. Als je er vanuit gaat dat er behoorlijk wat huizen en schuren stonden waar dingen aan kapot gingen die of vervangen of gerepareerd moesten worden. Hij was bijna altijd wel met het een of ander kozijn bezig, of deuren die vervangen moesten worden.

Maar ook zware balken in de grote schuren waar de sleet op zat, werden geheel of gedeeltelijk vervangen. In ieder geval was er zoveel te doen op timmergebied, dat hij zich nooit hoefde te vervelen. Als dat dan al eens dreigde te gebeuren, dat er even niet zoveel te doen was, dan pakte hij de glassnijder, stopverf en een heleboel glas, dan werden de schuren weer eens van nieuw glas voorzien.

Katapult
Veel helpen deed het niet. De jeugd was sterk in het mikken met de katapult en menig ruitje sneuvelde dan onder het katapultgeweld. Maar het was ook dezelfde jeugd die op de zondag netjes bij Bos en Wina op de zondagsschool de lessen volgde in het godsdienstonderwijs, maar dit terzijde, even bij de les blijven. Bep hoefde ook niet alles alleen te doen, als rechterhand had hij een timmermansleerling, Jopie.

En Jopie kwam uit Maassluis. Daar had hij steun en aanspraak aan, en hij had een lijdend voorwerp om op te schelden als het niet liep zoals hij dat in gedachte had. Jopie is na enige tijd vertrokken en voor hem kwam Gerbrand van Dijk. Korte tijd later - de renovatie van het huis van de smid no. 12 was al achter de rug - is ook Bep met zijn gezin vertrokken naar het Brabantse Gilze en Rijen. Hij ging daar iets doen met of op de een of andere camping. Wat ik mij van de kinderen Houtenbrink herinner, is niet zoveel. Bep was de oudste van de drie en al wat ouder dan ik. Die kwam je dan wel tegen bij ons zwembad bij de Kreek.

Van Bobby heb ik alleen maar de herinneringen dat hij als je hem zocht je niet op de grond moest zoeken, omdat hij in de meeste gevallen wel ergens ondersteboven aan zijn voeten in een boom hing. Ook wandelde hij met Jaap van der Meijde regelmatig over de nok van De Zeehondschuur. Bob deed dat op zijn handen en Jaap wandelde er achteraan. En van Jopie weet ik niets. Ik dacht dat het een wat stil meisje was (toen), maar zoiets kan veranderen.

Na het vertrek van de familie Houtenbrink werden we nu verblijd met een roodharige timmerman. ‘De Leeuw’ was zijn naam. Een Rotterdammer, maar die is niet zo lang gebleven. Daar lag een heimweeprobleem bij zijn vrouw, die kon het absoluut niet wennen op De Zeehond. Al die stilte werd haar te machtig en al die ruimte om haar heen was veel te veel voor haar.

Hieruit blijkt wel weer dat het wel iets bijzonders is dat je het als vrouw op De Zeehond kon wennen. De meeste vrouwen zakten door het ijs en konden niet tegen de stilte en de wijdsheid van het polderlandschap. De Zeehond lag echt heel ver van de beschaving. Afgezien van de post, als hij al wat voor je had, sprak je niemand. Ik kan mij voorstellen als je uit de stad komt en je wordt dan daar ergens in de polder neergezet dat het voor een vrouw een behoorlijk probleem kan zijn.

Anton Vroon
Er werd toen nog weer een sollicitatie geplaatst voor een timmerman. En nu kregen we er een van ons eigen: een echte en geboren Krabbenees, Anton Vroon. Anton had zijn theorie in Den Briel en zijn praktijk lessen geleerd bij Huib Ouwendijk. Lessen onder meer van Cor ‘hakkum dood’ Varekamp.


Anton Vroon met achterop de toen nog toekomstige timmerman Jaap Ouwendijk.

Ik had laatst nog een gesprek met Anton en zijn vrouw waarin hij mij vertelde dat ze in Hoek van Holland eens een houten huis hadden geplaatst. Dat werd hier op Rozenburg in de timmerwinkel pas gemaakt (prefab), waarna het op de driewielerbakfiets in secties richting Hoek van Holland werd gereden. En dat was dus een behoorlijke trap. Als je eenmaal met de veerpont over was, lag er nog een lange weg te gaan over de dijk richting Hoek van Holland. En als je dan wat wind tegen had, kan ik mij voorstellen dat je ’s avonds niet naar de sportschool hoefde te gaan.

‘Maar de weg terug was eigenlijk wel het mooiste’, vertelde Anton. ‘Dan werd de bakfiets met een touw achter de auto van Huib Ouwendijk gebonden en ging het met grote snelheid richting de pont. Het ging soms zó hard, dat ik als ik aan het stuur zat en ik keek naar beneden ik de trappers niet meer kon volgen die vlogen als razend in de rondte.’

Dit was een van de verhalen van Anton. Hij was een man waar altijd wel wat mee viel te beleven. Er gebeurde als je met Anton op pad ging altijd wel wat. Maar daar kom ik later op terug. In ieder geval werd dit de nieuwe timmerman. En wat heel belangrijk was: een goed gehumeurde timmerman. Als ik eerlijk ben, heb ik hem eigenlijk nooit kwaad gezien. Hij vertelde mij dat een van zijn eerste karweien op De Krabbe was het helpen van een barende vrouw.

Bedsteden
Het verhaal was eigenlijk dat we daar op De Krabbe in de grote kamer van onze woning twee bedsteden hadden. En tussen die twee bedsteden was een deur die ons toegang verschafte naar de kelder, en die lag weer onder diezelfde bedsteden. Ik heb het vermoeden dat als deze bedstede hun verhaal zouden kunnen en mogen vertellen dat we met onze oren zouden staan te klapperen. En er zullen in deze bedsteden ook echt wel de nodige kinderen zijn gemaakt en geboren.

Nou was Jet, de vrouw van Teun van Baaren, zover dat het kind zich begon te melden en dat vrouw Van Baaren in haar barensnood zo tekeer ging dat de oude plankenbodem van de bedstee al dit geweld niet meer aankon. En zo kon het gebeuren dat ze na de zoveelste wee tierend met bed en planken en al persend de kelder in was gestort. En al barend tussen de Keulse potten en de wekflessen was beland. De oude bedsteeplanken konden na jaren van trouwe dienst dit geweld niet meer verwerken - want Jet was geen kleintje - en gaven na jaren van trouwe dienst de geest. Maar wat was het verhaal nou? Of dat Anton de timmerman er even wat nieuwe planken in kon komen leggen?
Zo dat Jet weer verder kon gaan met de bevalling. Dat bedoel ik met Anton, waar hij kwam, gebeurde er altijd wel wat. Dit verzin je toch niet? En het mooiste is dat het kind gezond ter wereld is gekomen. Ik bedoel, dat is toch een prachtige start? En in de tijd dat hij de timmerman was, zijn er ook grote klussen gedaan. De kapschuur werd verbouwd, dwz dicht gemaakt.

Karel Gille
Aannemer/ uitvoerder/metselaar Karel Gille zorgde voor het dichtmetselen van de open kap. Persoonlijk vond ik, Karel Gille - hij kwam tussen de middag altijd bij ons eten, volgens mij - een betere organist dan metselaar. Aan het einde van de dag, als de muur wel eens een beetje golfde, lag hij er een dikke balk langs de muur, en gaf een paar rammen op de balk, en de muur stond strak.

En hij is nooit omgevallen, dus zo verkeerd was het ook weer niet. Maar Karel Gille was dus de metselaar, en had als hobby orgelspelen. Met deze eigenschappen zag hij toch kans tijdens de middagmaaltijd en onder het genot van een praatje en een kop koffie koffie mijn moeder een tweedehands orgeltje aan te smeren. Verder niks verkeerd aan die man, alleen hij was een beetje orgelziek. Orgels dat was zijn passie.

Maar het was ook zo’n beetje in die tijd dat de timmerwinkel in as werd gelegd door een felle uitslaande brand. Wij waren aan het schaatsen op de Brielse Maas. Wij, dat waren een stel jongens, waar Anton er ook een van was. En de jongens van Mol, eigenlijk was de complete Krabbe-jeugd daar wel zo’n beetje vertegenwoordigd. Tot er opeens iemand zei: ‘Moet je nou kijken, dat brandt daar lekker.’ ‘Het lijkt wel bij ons op De Krabbe’, zei Anton, ‘dan ga ik toch maar eens even kijken’.

Asbest
En dat het op De Krabbe was, hadden we al snel in de gaten. En dat het de timmerwinkel was die daar stond te branden, dat was ook al geen raadsel. Ja, wat wil je? Allemaal hout, dat wil wel branden. Het viel nog niet mee de brand te blussen, maar men kreeg het vuur onder controle. En een asbest dat er vrijkwam! Tijdens de brand vlogen de stukken asbest huizenhoog de lucht in, of dat het toen ook schadelijk was! Wij wisten het in ieder geval niet.

En na het bluswerk kon de schade worden opgenomen. Uit de smeulende resten staken de restanten van wat eens het slaapkamerameublement van Anton en Aatje had moeten worden. Het zag er allemaal heel erg triest uit. En ik weet dat Anton toch wel een opgeruimd karakter heeft, maar hoe hij deze tegenslag heeft kunnen opvangen, daar is mij niets van bekend. Maar zoals ik hem denk te kennen, zal hij zeker vol goede moed en met veel vertrouwen aan slaapkamerameublement 2 zijn begonnen.

En er zullen niet veel echtparen zijn die op hun trouwdag kunnen zeggen dat ze al een slaapkamerameublement hebben versleten. En nu vol goede moed verder gaan met ameublement nummer 2. Maar trouwen of niet, het werk ging door. De verbouwing van de kapschuur stond op de planning. De kapschuur werd op een vakkundige manier dichtgemetseld. Ook kwamen er nieuwe deuren in en kon er met het timmeren van de aardappelboxen worden begonnen.

Aardappelboxen
En ook hier werd Leen Breukel weer ingezet als hulp van de timmerman. De boxen werden allemaal van hardhout in elkaar gezet. Spijkeren was bijna niet te doen. Er moest vaak voorgeboord woorden. Het hardhout (stuwhout) werd ergens weggehaald uit de buurt van Rhoon. Volgens Anton was het ook bijna niet te timmeren. Het was allemaal gedraaid hout en tijdens de bewerking ging het scheuren als ik weet niet wat.

Het maken van die boxen was dus niet echt een leuke bezigheid. De boxen waren dan in eerste instantie bestemd voor de opslag van aardappels. Maar in de zomer tijdens de graanoogst werd er ook gebruikt van gemaakt om het koren te drogen.
Of dat voor de bouw de bedoeling was, of dat het later ter sprake kwam dat het mogelijk moest zijn om er ook koren in te drogen, dat weet ik niet.

Maar het zou best kunnen dat die gedachten later is opgekomen dat het met het koren ook moest lukken. Er waren roosters en er waren grote ventilatoren. En misschien wel het belangrijkste: ze waren daar op De Krabbe behoorlijk inventief. Nou zullen er misschien mensen zijn die zich afvragen: ‘Waar liet je dan al die aardappels voordat je die boxen kreeg?’ Voor dat de boxen er waren, werden de aardappelen allemaal buiten opgeslagen.

De aardappelputten waren gelegen op Het Stort, en lagen allemaal op rijen haaks op de weg. Ik schat dat Het Stort een meter of 75 m breed was, en zo lagen de aardappels opgeslagen onder een laag riet, en daarop een 30 centimeter aarde. Aarde die er met de hand op geschept werd, kun je je dat even voorstellen wat een boel aarde dat is geweest? De hoeveelheid aarde die er opging, hing een beetje af van het weertype. Als er veel vorst op werd gegeven, dan werd er in een hoog tempo een laag extra grond bijgeschept en 30 centimeter was wel ongeveer het maximum.

Maar om een indruk te krijgen van de hoeveelheid aardappels: de rijen lagen vanaf De Krabbe tot aan De Looi, over een lengte van bijna 800 meter. En tijdens de herfst en de winter werden die aardappelen van lieverlee naar de schuur gehaald, waar ze werden gesorteerd en naar het buitenland werden geëxporteerd. Dit was natuurlijk nogal een bewerkelijke situatie. Dat ophalen van de aardappels viel nog niet zo heel erg mee. Eerst ging alle aarde en het riet eraf, dan was het moment daar dat er geschept ging worden.

Optonnen
En dat noemde ze dan optonnen. En dat gebeurde met drie man. En dat ging als volgt. Er was een ton, die was conisch, aan de boven zijde breder dan aan de onderkant. Ook zaten er nog twee oren aan, en de inhoudsmaat van de ton die was 70 liter, en dat noemde men een mud. Er was ook een ton van 35 liter, ‘precies’ een half mud.

Het proces voltrok zich als volgt: aan de onderzijde van de ton werd er een zak om heen gedaan, en dan begon het scheppen. En als de ton vol was, trok je samen de ton omhoog, een hand aan het oor en een hand aan de zak. En dan stond daar een mud opgezakte aardappels.
In die tijd hadden we al Spijkstaal-landbouwwagens en daar kon je precies 64 van die zakken opladen. En dat transport ging richting sorteerder, waar de meisjes de aardappelen aan een kwaliteitstest onderwierpen. Als dat dan in orde was, werden de aardappels afgevoerd naar diverse landen in de Benelux.

Ruitjes
En gezien al deze extra werkzaamheden had het management beslist: de kapschuur gaat dicht, en het wordt een gewone schuur met aardappelboxen. Dan ben je in een keer van het gedoe af om die aardappels eerst op Het Stort op te slaan en daarna weer opgraven, opzakken en naar de schuur brengen. Dit werd op deze manier in een keer verleden tijd. Dus kon Anton zijn gang gaan en boxen bouwen. Ruitjes inzetten, heb ik hem nooit zien doen. Maar ja, ik ben niet altijd overal bij, dus wie weet heeft hij er toch wel eens hier en daar een in moeten zetten.

Het waren ook zulke mooie mikpunten om op te schieten, die mooie bogen met al die prachtige glazen raampjes boven de inrijdeuren van de grote schuur. Of hij had het gewoon veel te druk met het ombouwen van de kapschuur. Voor een paar man was het toch een zeer behoorlijke klus. Maar ook dat project werd afgemaakt, en de boxen hebben nog vele jaren tot volle tevredenheid gewerkt.

Maar er was een meevaller: de verbouwing van de vijftien oude huizen ging niet meer door. Nieuwe huizen zouden het gaan worden, met alles erop en eraan. Voor zover ik weet, is Anton de allerlaatste timmerman geweest die in dienst was op De Landverbetering. Of dat hij daar gelukkig mee was? Ik waag het te betwijfelen, maar wat doe je er aan?

Kamp De Beer
De laatste tijd voor dat de Scheurpolder op zijn kop ging, had Anton de zorg over het kamp De Beer. Een zorg die hij niet alleen hoefde te dragen. Hij deed dat met nog twee andere mensen die voorheen werkzaam waren op De Krabbe, te weten Hendrik van der Laan en Piet Breure. Het kamp was al verlaten, maar een beetje toezicht was wel op zijn plaats.

Wat wel nodig was ook, want af en toe kreeg Anton wel eens bezoek van een paar kwaadwilligen, dit soort bezoekjes wilde nogal eens wat schade opleveren. Na een paar van dit soort akkefietjes hebben ze er een vierde hulp bij gekregen: een heel grote en goed getrainde herdershond. Maar daar was Hendrik van der Laan weer bang van. Zó bang, dat hij met het voeren van het beest een bezemsteel gebruikte om de bak het laatste zetje te geven richting hond.

Een baan bij het leger. Het leger was iets waar onze Anton geen goede herinneringen aan heeft overgehouden.Wat hij over heeft gehouden van het leger is een arm die niet goed meer kon functioneren. Tijdens een oefening uit de auto geduikeld op zijn schouder en gelijk levenslang getekend. Op de meest ongelukkige momenten schoot de arm uit de kom, met alle gevolgen van dien. En repareren was niet mogelijk. Maar je moet wat, en met zijn onverwoestbare optimisme heeft hij zich teruggevochten in de maatschappij.

Botlekgebied
Niet meer als timmerman, maar er waren meer mogelijkheden in het Botlekgebied. Het werd Müller-Hanna en hij had daar een baan als magazijnmeester. En deze baan heeft hij jaren volgehouden, dus niet opgeven en maar berusten, dat was niet het karakter van onze Krabbenees. En dat is iets waar ik mijn petje diep voor afneem. Maar het leger, nee het leger was een instantie waar hij maar liever niet aan werd herinnerd.

Was de studie timmerman in onze tijd een heel normale keuze, dat ligt in deze tijd wel iets anders. Ik denk dat hij zijn kinderen niet heeft geadviseerd om een studie als timmerman te gaan volgen. Toch is een van zijn zonen er toch toe overgegaan om de studie van timmerman te gaan volgen. Zo zie je maar, het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan.

Timmerman: een eerlijk beroep waar je je brood nog met je handen verdient. Maar zo zijn er nogal wat beroepen afgevallen de laatste jaren, en dat heeft vaak te maken met de automatisering. En die houden we niet tegen, en dat is maar goed ook.
Dit was het verhaal van een van de timmerlieden van De Krabbe. Ooit begon er een timmerman in 1907 voor een jaarsalaris van fl. 550,-. De laatste ambachtsman zal iets meer aan salaris hebben gekost. Maar het gaat ook een beetje om het prestige. Je zit op het niveau van de smid/monteur, en dat is iets wat toen in die maatschappij behoorlijk meetelde. En Anton zul je zeggen, Anton zul je zeker in een van de volgende verhalen nog weleens tegenkomen. Misschien niet zo groot als Verolme, maar wel als botenbouwer, ooit begonnen met het bouwen van een eigen kano.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg