Krabbe-verhalen deel 17

De Krabbe-verhalen deel 17        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

De drie paardenknechten, drie fenomenen.

"Op de Krabbe werkten anno 1953 nog 3 paardenknechten in een vast dienstverband. Anders gesteld, er waren nog 3 van deze actieve veteranen op de Landverbetering te bezichtigen.
Vergeleken met vroeger waren dat er dus niet zo veel meer. Maar deze mannen waren verknocht aan paarden en van jongs af aan altijd aan het werk met paarden.
Zij wisten ook alles af van paarden en konden ook, om maar eens een beeldspraak te gebruiken, lezen en schrijven met deze dieren, "hun" paarden. Ik vond dat ontzettend knap van die mannen.

Ik sla ze dan ook heel wat hoger aan als de tractorchauffeurs in die dagen. Een tractorbestuurder moest ook wel het nodige weten en kennen, maar in vergelijking met die mannen schoten zij toch wel wat tekort.
Maar laat ik de laatste drie van de toen nog levende "Mohikanen" aan u voorstellen.

Kees Kleijwegt, getrouwd met Cornelia van Oudenaarden. Teunis Vroon, getrouwd met Jant v/d Meer en de jongste van het stel Leen Breukel, getrouwd met Jannetje van Oudheusden. Dit waren dus echt de allerlaatste paardenknechten van de Krabbe. Jan van Eekelen was al eerder in 1952 om gezondheidsredenen afgehaakt. Daar was dus Leen Breukel voor in de plaats gekomen. Natuurlijk waren er op de Krabbe wel meer mensen die met een paard om konden gaan. Veel van de toenmalige tractorchauffeurs waren voormalig paardenknechten.

Cowboys!
En dan had je natuurlijk de jongens van de melkerij. Al hadden die wel wat meer weg van cowboys! Wie ik bedoel zijn de jongens van Sar: Dirk, Wim en Jaap. Er was nog een oudere broer, maar die was toen al getrouwd en niet meer op de Krabbe werkzaam. Die mannen konden ook geweldig paardrijden. Wanneer de koeien gemolken moesten worden, werd Leida, dat was het melkpaard, voor de brik gespannen. En dan ging het er van langs, zo hard als het maar kon, op naar de koeien. Als door een wonder bleven de melkbussen op de kar staan, maar dat leek meer op geluk dan wijsheid.

Ik ben heel vaak met de jongens mee geweest, en dan mocht je ook wel eens rijden. Echt getrokken heeft het mij echter nooit, dat "paardengedoe". Een tractor vond ik mooier, maar dat is een keuze. Als je vandaag de dag kijkt hoeveel mensen er met paarden in de weer zijn! De maneges vliegen als paddenstoelen uit de grond. Echter, je kunt dat niet met toen vergelijken. Voor deze mannen was het geen hobby, maar hun werk. Met het kunstje "het werken met paarden" dat ze jaren geleden hadden geleerd, moesten zij nu zien een boterham te verdienen. Dat is heel wat anders dan voor je plezier een beetje met een paard door de polder heen hobbelen.

Ik kan ook niet beoordelen wie de beste van de drie was. Ze hadden alle drie specifieke kwaliteiten. Om met de jongste te beginnen. Leen kon met paarden en de tractor rijden en was goed in het vangen van fazanten en konijnen. Er is getracht om Kees het kunstje van het rijden met de tractor ook te leren. Dat bleek niet zo’n geslaagd experiment.
Zo eigenzinnig als die domme trekker had Kees ze nog niet eerder mee gemaakt. Op al zijn ho, ho geroep weigerde het stomme ding te reageren. Het gevolg was dat Teunis, eer dat hij het hek open kon doen, Kees al een poging zag ondernemen dwars door het hek heen te rijden onder luid "ho, ho geroep" en "pas op, kijk uit!" Waarna het tractortje na het slopen van het hek een zachte dood stierf halverwege de steile dijk. Dit was toch te hoog gegrepen voor de stok oude tractor en zijn even oude bestuurder. Het verhaal wil dat ze de twee oude paardenknechten toen hebben teruggehaald en deze mensen uit hun lijden hebben verlost door te besluiten het experiment te stoppen. Het werd voor deze mensen als te gevaarlijk beschouwd. Dat was ook wel een zeer verstandig besluit volgens de kenners.

Je moet een mens in zijn waarde laten en zeker op die leeftijd. Al dat gemechaniseerde spul moet je niet al te nadrukkelijk willen los laten op zulke oudere mensen.
Afgezien van het verhaal dat Kees dus wel geweldig met paarden overweg kon en het tractor incident hem vergeven was, was hij ook nog een van de beste stropers van de Krabbe. Wat dat stropen betreft had hij ontzettend veel geduld. Iets dat tijdens en met het werk wel eens even anders was.

Wat dat betreft had collega paardenknecht Teunis zakken vol geduld. Hij had echter geen enkel idee wat betreft stropen of een konijntje verschalken. Dat was nu iets waar Teunis zich absoluut niet druk om maakte. Hij trapte bij wijze van spreken boven op de fazanten en als ze dan verschrikt opvlogen zei hij: "Hé, een fazant".
Kijk dat gebeurde bij Kees niet. Die had het beestje al lang van te voren zien zitten en als hij binnen het bereik van het diertje was, stortte hij zich er als een adelaar bovenop. Volgens mijn vader miste hij zelden.
Dan was daar nog Teunis, ik denk geschat op leeftijd, de middelste van de drie. Maar als we gaan praten over aardig, vriendelijk, qua werk, zonder mijn vader te kort te doen, was hij met afstand de aardigste van de drie. We hebben het dan wel over het werk! Privé heb ik dan weer een iets ander verhaal, maar zoals je die man meemaakte op het werk… geweldig!
In het laatste jaar dat ik voor de Landverbetering werkte, werd ik soms ook betrokken bij het bieten laden en lossen aan de kreek. Dan kon je niet om Teunis heen. We hadden in die tijd twee walbazen: Hendrik v/d Laan en dus de eerder genoemde Teunis.
De walbaas was met recht de baas op de loswal. Zoals hij het zei, moest het gebeuren. Het was wel zaak om snel van de trekker af te komen en de haak van de klap en de voorste pal van de kiepwagens los te gooien, anders was Teunis je al voor met desastreuze gevolgen. Het zag er dan ineens heel anders uit met een wagen met een zooi bieten er nog in, half zwevend boven het schip. Van der Laan was wat dat betreft iets bezadigder.
Ik kende de verhalen en was dan ook zo snel als ik kon van de tractor af en klep en pal los en Teunis duwde het handel naar beneden. De hele vracht bieten (3 ton) stortte vervolgens het schip in.

De schepen die onze Krabbehaven aandeden en voor ons de bieten weghaalden, waren niet van die geweldige schepen. Met een 70 à 80 ton had je het wel ongeveer gehad. Als die bootjes dan geladen waren, lieten ze zich vervolgens,(zo nodig) door Han van Eekelen met de Lanz Bulldog weer terug slepen naar de Brielse maas.

De Lanz Bulldog was een wieltrekker van 35 pk. Een watergekoelde tractor met een cilinder inhoud van 10000 cc, dus voor die dagen een pittige jongen. Met dat bieten storten was men daar op de Krabbe een van de eerste bedrijven op Rozenburg die dat met kiepwagens deed. In 1951 zijn wij verhuisd met zo’n kiepwagen. Op de Scheurpolder werden de bieten toen al gelost met een kraan, maar daar werd dan gewerkt met netten. Maar op de Brielse Heuvel in het haventje van Piet van Seters gebeurde het nog net eender als jaren terug. Gewoon met de hand. De bieten werden er in geschept of met mandjes er in gedragen. Zo werd er op deze locatie nog met de hand gelost. Hier heeft de tijd wat langer stil gestaan dan op andere locaties van Rozenburg.

Gelukkig, niet meer scheppen
Ook was er in 1954 op de Krabbe al een bietenlader dus er viel "gelukkig" niets meer te scheppen. De scheepjes mochten dan niet zo groot zijn maar drie van die scheepjes op een zaterdagmorgen was voor die tijd toch ook al een geweldige prestatie. En alles ging onder regie van walbaas Teunis, die bij het storten hielp maar ook de handen uit mouwen stak bij het verhalen van de schepen. De lading moest natuurlijk wel een beetje over het gehele schip verdeeld worden. Maar hij had zijn zaakjes keurig onder controle.

Teunis was dus een puike paardenknecht, maar een tractor, daar had hij geen enkele binding mee. En stropen? Ik denk dat hij nog nooit een konijn heeft gevangen en stel dat hij zo’n beestje te pakken had gekregen dan denk ik niet dat hij het over zijn hart had kunnen krijgen het beestje de hersens in te slaan. Ik dacht, maar dat weet ik niet zeker, dat Teunis de laatste jaren nog een poos bij Van der Sar in de koeienstallen heeft geholpen. Althans in de winter en in ieder geval totdat ook de allerlaatste koeien weggingen. Nou ben ik nog een man vergeten die ook wel een beetje verstand had van paarden. Zeker ruim voldoende om de verzorging van die beesten op zich te nemen.

Om man en paard nou maar in een keer te noemen, dat was Gerrit Kleijwegt de broer van Kees. Gerrit was niet getrouwd en woonde samen met zijn oude moeder in één van de 15 woningen. Als de paarden op stal stonden, maaide hij even een kruiwagen met gras of pakte een zak met haver die hij voor de paarden hing. In ieder geval als de paarden op stal stonden, zorgde Gerrit voor deze dieren. Ook heel belangrijk.

Door een ongeval op jonge leeftijd was het beroep van paardenknecht voor Gerrit niet meer weg gelegd. Met Gerrit moest je oppassen als hij je bij je arm greep. Die hand leek wel een bankschroef en dat kon zeer doen. Nee, met Gerrit keek je als opgroeiende jongen wel uit. Op de Krabbe was er ook een eigen weegbrug, ook wel uitgescholden voor "vaarbank". Alle wegingen werden door Gerrit gedaan.

Zeker was dat alle aardappels werden gewogen die van het land af de schuur in gingen. Zodat men ongeveer wist wat er in huis was. Dat was natuurlijk wel tarra gewicht, want er ging ook nog al wat aarde mee naar binnen. Na het sorteren werden de aardappels dan opgeladen en gingen op de weegbrug bij Noordermeer. Deze weegbrug was gelegen bij het oude haventje vlak bij het veer naar Maassluis. Het was een officiële weegbrug. De cijfers die daar naar voren kwamen, waren bepalend.

Dat hoefde Gerrit dus niet te doen. Wat hij wel deed was een oogje in het zeil houden als de jeugd op zondagmiddag met slecht weer in de keet een beetje te praten of wat te kaarten, zaten. Dan kwam Gerrit wel eens langs en maakte een praatje met de jeugd. Ik kan mij niet voorstellen dat veel van mijn leeftijdgenoten een hekel aan die man zouden kunnen hebben.

Gaan we weer terug naar de drie paardenmannen. Die ondanks hun verschillende kwaliteiten één ding gemeen hadden. Ze waren alle drie broodmager. Het was niet te zeggen wie er het meeste of het minste vlees op de botten had. Ze deden gewoon niet voor elkaar onder. In die tijd liet Leen Luiendijk veel Poolse paarden bij ons grazen. Dat waren dan paarden die uit de Poolse mijnen kwamen. Meestal waren de paarden kreupel en/of blind en ontzettend mager. Luiendijk was een paardenhandelaar die deze paarden opkocht met de bestemming voor de slacht. Hij liet de paarden dan een half jaar ergens in een weiland of aan een dijk lopen en als de beesten dan aangesterkt waren, werden ze voor goed geld verkocht.

Soms was er een noodslachting, wanneer er weer eens één van die blinde paarden op een van de aan de dijk staande bunkers was gewandeld en de val naar beneden niet had overleefd. Zo handelde en werkte Leen Luiendijk. Alias Leen Lammetje. Maar om terug te komen op onze paardenknechten en hun sterke overeenkomst met de ontzettend magere Poolse paarden. Dit was het gegeven waarom de mannen werden omgedoopt in "de drie Polen" en die naam hebben zij zo lang als ik weet met zich mee gedragen. Ik geloof niet dat ze door die benaming van "de drie Polen" erg veel schade hebben ondervonden. Wat ze dus wel voor hadden op de echte Poolse paarden. Van onze drie Polen is er nooit een van de bunker gevallen. Ook is er nooit eentje van de drie in het slachthuis afgeleverd. Ze mochten alle drie een zeer respectabele leeftijd bereiken. Ik neem mijn petje diep af voor deze drie mannen die zich in een tijd van steeds maar verder voortgaande mechanisatie toch staande wisten te houden.

Wie weet wie de "cowboys van de Krabbe" op bovenstaande foto zijn?

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg