Krabbe-verhalen deel 2

De Krabbe-verhalen deel 2        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

Verkenning en ontdekken

"Je zult daar als kind maar worden neergezet. Je ouders gaan verder met waar ze mee bezig waren: je vader met werken en je moeder met het zorgen voor het gezin.
En de kinderen: ‘Ga maar buiten spelen!’ Vrij vertaald: zoek het maar uit. In het begin is dat best moeilijk.
Het was allemaal heel anders als op de Brielse Heuvel. Allemaal huizen aan een dijk. Sommige vrij, andere weer twee onder een kap. En hier op De Krabbe vijftien huizen vast aan elkaar. Allemaal met bewoners die je niet kende.

Mijn vriendje Maarten, van Nelis en Huibje van Oudenaarden - het was allemaal ineens toch wel ver weg. Ik kende hier niemand. En een inburgeringscursus was toentertijd al helemaal niet van toepassing. Dus werd er van je verwacht dat je dat zelf maar moest regelen. De buren tegenover ons waren Zeeuwen, en de buurman was de smid op De Krabbe. En als ik het goed heb, hadden zij twee zonen en een dochtertje. Dat heb ik dus niet goed: er was er nog een, te weten Fina. Dat is ook wat, ben ik net begonnen en dan al in de fout.

Maar aan de andere kant woonde het grootste gezin van De Krabbe: Teun en Jet van Baren, toen al met een stuk of zeven kinderen. Toen we daar eenmaal mee kennis hadden gemaakt, werd het al wat gemakkelijker. Van andere kinderen leerde je daar de weg en hoe het allemaal in elkaar stak. Het bedrijf was in mijn ogen zo groot dat ik bang was de weg kwijt te raken. Maar zoals vaak gaat in het leven: leuke dingen wennen snel. De kinderen van Van Baren hadden ook niet altijd tijd voor ons, doordat ze met vele waren, hadden ze allemaal taken. Waren die dan uitgevoerd, dan pas mochten ze gaan spelen. Nou, ik kan je vertellen: die taken waren behoorlijk. Dus veel tijd om te spelen hadden ze echt niet.

Maar de schoolvakantie was net begonnen, dus we hadden alle tijd om te wennen aan de nieuwe situatie. Zo kwamen wij ook de jongens van Leen en Anna Mol tegen. Arie vernoemd naar opa Mol en het lievelingetje van opa, dan Koos en Leo en een meisje Magda. Opa Mol die woonde bij hen in en ik herinner mij opa als een man die nooit wat tegen je zei en als je hem tegenkwam, had hij een kruiwagen bij zich. Een kruiwagen waar hij hout mee van de waterkant haalde. De familie kocht dan ook nooit kolen, heb ik mij laten vertellen. De familie Mol woonde op het een na laatste huis tegenover de ouwe Kraaijeveld en zijn vrouw. Zoals ik al zei: ouwe mensen waar ik toch altijd een beetje bang voor was. Maar wat achteraf nergens op sloeg. Het waren gewoon rustige mensen die geen vlieg kwaad deden.

Tussen Van Baren en Mol woonde nog een zekere Jaap Lobs, getrouwd met Alie Klok. Deze mensen kwamen uit Tinte. Ze zijn na de watersnood daar weer naar teruggegaan. Ze hadden één zoontje en er logeerde regelmatig een meisje. Ik dacht dat het een jonger zusje was van de vrouw van Jaap. Van buurman en buurvrouw Schier waren de kinderen ook al een stuk ouder dan wij. Er waren twee jongens en twee meisjes. Omeke was de jongste van de twee en ook wel de ondeugendste en niet zo’n studiebol. Maar Chris zijn oudere broer van wie ik dacht dat hij een studie als onderwijzer volgde, bleek op de LTS afgestudeerd te zijn.

Waar ik later achterkwam, uit de gegevens die af en toe binnenrollen, was het verhaal dat er ook nog een oudere zuster was: Fina. En die had wel voor onderwijzeres gestudeerd. Welke koers de jongste dochter heeft gevaren, is mij niet bekend. Wat ik wel te weten ben gekomen, is dat haar roepnaam Lies was. Vrij kort nadat wij daar waren komen wonen, zijn ze verhuisd richting West-Friesland en kregen we weer een nieuwe buurman, wel weer een smid. Was buurman Schrier een rustige, bescheiden man en goed in zijn werk, dít was weer een heel ander mens: heel erg druk en vaak vertellen hoe goed hij het allemaal wel kon. Toch had hij wel altijd mooie verhalen en dat kon ik wel weer waarderen.

Alleen hun enige zoon Christiaan, dat was een verhaal apart. Dat kereltje wist het bloed onder de nagels van zijn moeder vandaan te halen, dat was niet normaal. Nou had deze moeder geluk dat Christiaan een diep respect had voor zijn vaders vuisten. En als dan zijn moeder de situatie niet meer aankon en uit pure wanhoop de vader van haar zoon er even bij ging halen, ja, dan was Christiaan niet zo gelukkig. Als vader Tinus dan uit de smederij even naar huis kwam om het mannetje tot de orde te roepen, dan begon het ventje al te schreeuwen dat hij het nooit meer zou doen. Maar dan was er geen redden meer aan.

Er werd een emmer water uit de regenput omhoog getrokken het ventje werd bij kop en kont gepakt en verdween met een van kwaadheid vuurrode kop onder water. Waar hij na enige tijd hevig proestend weer boven kwam en dat werd dan zo’n keer of vijf zes herhaald. Wel ik moet zeggen een paar dagen was hij dan weer redelijk rustig, maar dan verviel hij weer in de oude fout en dat was het treiteren van zijn moeder. Dan begon het feest weer van vooraf aan. Na de watersnood heeft de vrouw van de smid zo’n hevige angst voor water gekregen, dat de enige oplossing was terug verhuizen naar de Achterhoek. En zo verdween Tinus van den Berg na een korte periode als smid.

En in ‘De boerderij’, dat is het maandelijks verschijnend vakblad voor de boer, kwam dan weer een advertentie: Gezocht smid. Maar ik loop iets vooruit op de situatie. Ik was nog aan het ontdekken, dus als je van ons uit naar het begin van de huizen liep, dan ging je de korte heuvel op en kwam je op de bult. Als je de oprit opging ‘de korte heuvel’ stond er aan je linkerzijde een nieuw huis, en daar woonde de baas van het zaakje. De directeur Jan van der Hoek. Met vier kinderen Flip, Lieneke, Wimmie en Bas. Vlak ernaast stond de voormalige melkfabriek die in die tijd werd gebruikt als bewaarplaats van het aardappelpootgoed. Op de bult dan, aan de linkerzijde het huis van de boekhouder Adrie van der Hoek - geen familie van Jan van der Hoek - met drie kinderen: Peter, Gerard en Bernard. Wel is er later nog een zusje bijgekomen. Tegenwoordig vormen de heren de makelaardij Van der Hoek.

Daar was ook het hek naar de Korte Bakkersdijk. Daar kon je als je dat wilde eruit via een hek, want er liepen altijd wel koeien, maar daar kon je de wijde wereld in. Heel veel later kwam ik er achter dat er niet veel van De Krabbe-bewoners huis en haard verlieten om via dat hel de wijde wereld in te gaan. Het was een soort mensen dat er woonde die behoorlijk gehecht waren. Die gingen niet zomaar weg, er moest dan wel een zeer dringende reden voor zijn. Nou zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen die de regel bevestigen, maar over het algemeen was het een honkvast volkje. Sorry voor de uitweiding, maar ik zat nog op de Bult naast van der Hoek het kantoor.


Het is natuurlijk vrij normaal dat een dergelijk bedrijf een behoorlijk kantoor heeft. Toen ik ging werken, zaten er buiten de boekhouder twee dames: Wina Romers en een meisje uit Maassluis. Wina was de oudste dochter van Frans Romers en er was ook nog Anna, een jongere zuster. De vader van Wina en Anna gaf leiding aan de knechts. Dan blijft er nog een enorm woonhuis over wat ik zelf het mooiste vond en daar woonde Bas Leeuwenburg met zijn vrouw en met toen nog Miep en Coby. Leeuwenburg gaf leiding aan de arbeiders. We wandelen verder. Dan ging je de heuvel af, links af naar de Kreek, en de Herentuin en rechtsaf naar Van der Sar, maar die is voor de volgende ronde van mijn ontdekkingstoer."

 

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg