Krabbe-verhalen deel 6

De Krabbe-verhalen deel 6        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

De familie Van Baren, onze buren

"Jet en Teun van Baren waren onze buren die met hun rijke kinderschaar naast ons woonden. Wij woonden op nummer 13 en Teun en Jet op nummer 14. Zij woonden er al iets eerder dan wij, dacht ik. Maar dat maakt voor het verhaal niets uit. Toen wij daar arriveerden met de Perkins Diesel op 1 augustus stonden de kinderen van Teun en Jet als een ontvangstcomité ons op te wachten. lk dacht nog: ‘Als er nou in al die huizen zoveel kinderen wonen is het hier een drukke boel.’ Toch viel dat mee. We hadden wel gelijk met het grootste gezin van doen. Maar al die kinderen dat was iets wat wij zeker niet gewend waren. Maar de kennismaking verliep voorspoedig en we waren snel aan elkaar gewend.

Ze vertelden dat ze met zeven kinderen waren: drie jongens en vier meisjes. Dat waren er vier meer dan bij ons. Toch hadden we al snel door dat de regie van dat grote huishouden bijzonder strak geleid werd. Nee was nee en ja was ja - er werd niet geschipperd. Door dat ze met zovelen waren, kregen de oudsten allemaal taken opgelegd. Als al die werkzaamheden er dan op zaten, konden ze nog net even gaan spelen. Dit was voor ons een situatie die wij niet kenden, en al snel hadden wij dan ook het idee dat wij het zo slecht nog niet hadden. Als je qua werkzaamheden het rijtje afging, was het Sientje de oudste dochter die de functie van vice-moeder vervulde. Dat was degene die al de taken, die haar moeder niet aankon, overnam. En zij was met haar 11 jaar al degene die met harde hand haar jongere zusjes de les las. Luisteren anders was het niet best!

Een jaar jonger kreeg je Dries. Een goede jongen. Eigenlijk te goed voor deze wereld. En dat was wel bijzonder aan het ventje: er zat geen nek tussen het lijf en het hoofd. Daar was iets vergeten denk ik. Het hoofd stond boven op de schouders. Vlak daaronder kreeg je Teun, vernoemd naar zijn opa en zijn vader. Teun kon bij zijn ouders geen kwaad doen. Vaak kwam zijn opa logeren en van die man kreeg hij ook in alles zijn zin. Wat het werk betreft, werd de kleine Teunis niet gespaard en moest hij doen wat hem werd opgedragen. Maar als er ergens een schuldvraag lag die onbeantwoord bleef, dan was Teunis niet te beroerd om te zeggen: ‘Dat heeft Dries gedaan’. Die kreeg dan weer de klappen en moest vroeg naar bed. Ontkennen hielp de jongen niet. Als Teun had gezegd wie de schuldige was, geloofde zijn vader hem onvoorwaardelijk.

Deze situaties zette tussen twee jongens behoorlijk wat druk op het keteltje. Bijvoorbeeld: zij hadden een fietskar waar ze water en melk mee haalden. Er paste twee melkbussen op. Als ze dan uit school kwamen, was een van de opdrachten de vier eigen koeien drinken geven. Zij reden dan naar de kreek waar ze de drinkbakken van de dieren vol schepten. Wat er daarna gebeurde, was niet te voorspellen, maar ze kregen bijna altijd ruzie. Nou waren de wegen in die tijd nog niet van zo’n mooie laag asfalt voorzien als tegenwoordig. In onze tijd waren de wegen voorzien van grint en puinafval. Daar vonden ze dan de projectielen waar ze elkaar mee te lijf gingen en geloof me: de kereltjes schoten met scherp. Maar zo snel als een ruzie begon, zo snel eindigde die ook weer. Toch was de situatie tussen beide broertjes gelukkig niet helemaal vergelijkbaar met Kaïn en Abel, maar het kwam er kort bij.

Het vierde kind was ook een jongen: Hennie. Een onverbeterlijk mannetje. Het ventje was denk ik al een jaar of zes, zeven, maar presteerde het toch nog om iedere dag na schooltijd met een broek vol stront thuis te komen. En iedere dag schepte zijn moeder een teil vol met steenkoud regenwater en daar werd hij zonder pardon ingezet. Als je hem dan hoorde gillen dacht je: ‘Nou zal die het morgen wel niet meer doen.’ Mis, weer een broek vol. Het zal later wel zijn overgegaan, maar hij heeft het lang volgehouden.

Dan kwamen er weer een rijtje meisjes, eerst Jetty, dan Willy en dan Jansje. Dus een kinderrijk gezin, een apart gezin ook. Het was een gezin waar op De Krabbe volgens mij niemand moeite mee had. Het was een gezin waar altijd wat gebeurde. Het was geen gezin volgens De Krabbe-normen: het ging er nogal vrijgevochten aan toe. lk was er eens een keer op zaterdagavond en daar kreeg ik een demonstratie te zien van hoe vier van de zeven kinderen werden gewassen. Twee enorme wasbussen met heet water stonden op evenzoveel petroleumstellen te dampen. De kinderen stonden netjes op een rij, klaar voor de onderdompeling.

Grote Teun greep kind voor kind en sopte het af in de grote teil en Jet zat klaar met de schone kleertjes, waar de kinderen in een sneltreinvaart in werden gestopt. lk denk dat de hele ceremonie nog geen kwartier in beslag nam. Toen zaten we met negen man en ondergetekende aan tafel. Nou moet je niet denken dat er voor iedereen een stoel was. ln de eerste plaats hadden ze niet zoveel stoelen en in de tweede plaats was er voor zoveel stoelen ook geen ruimte, zo groot was het keukentje nou ook weer niet. Dat probleem van de zitplaatsen hadden ze opgelost door tussen twee stoelen een plank te leggen. Door deze combinatie twee keer uit te voeren kon iedereen gewoon zitten Jet en Teun zaten in wat hogere leunstoelen.

Als het hele spul zat, liep Jet naar de keuken en kwam terug met een enorme zak pel pinda’s. Er werd een keukenzeil op de tafel gegooid en daarop werd de zak omgedraaid en de schranspartij kon beginnen. Nou moet ik er nog wel even bij vertellen dat Dries en Teun nooit op dezelfde stoelencombinatie werden gezet, want ook binnenskamers kon de vlam zomaar in de pan slaan. Dus werden de mannetjes altijd gescheiden neergezet. Met de meisjes had je deze situatie niet, die gingen onder het strenge regiem van hun oudste zuster zeer gemoedelijk met elkaar om. Maar een en ander moge duidelijk zijn: het was bij die mensen geen vetpot, maar toch altijd vrolijk en opgeruimd.

Na de zaterdag kregen we dan de zondagmorgen. Dat was ook zo iets. Jet zorgde er toch wel voor dat haar kinderen er op de Dag des Heren er knap bij liepen, daar kon niemand wat van zeggen. Maar mijn moeder had een beetje een zwak voor die meisjes, zeker voor de jongste. En dan op zondagmorgen. De dag begon al met gezang. Daar lag dat hele zaakje vanaf een uur of zeven tot acht uur psalmen te zingen. Dat is dan weer zo’n voordeeltje van een christelijke schoolopleiding, volop liedjes. En de scheidingsmuur met onze buren was ook maar een halfsteensmuurtje, dus het leek of het koor naast je bed stond te galmen. Wat een ellende. Wat kan een uur dan lang duren.

Maar om acht uur mochten zij er dan eindelijk uit. Maar als de zaak dan was uitgezongen en er eindelijk weer een weldadige stilte heerste op nummer 14, dan kwam het spul opnieuw op gang. Had de hele familie lekker gegeten en had Jet haar dochters netjes aangekleed, dan mochten ze naar buiten. Het eerste ritje was naar buurvrouw Breukel. ‘Buurvrouw, buurvrouw kom eens kijken ik heb een nieuwe jurk.’ Dan stond daar zo’n kind met van die grote snottebellen een beetje aandoenlijk te wezen. In een door Jet, in de nachtelijke uren gecreëerde jurk, probeerde het kind het hart van de buurvrouw te vermurwen in de hoop dat er een of meerdere snoepjes haar deel zouden worden. Wat haar ook altijd lukte.

Mijn moeder trapte er altijd in. Ze vond die kinderen ook zo leuk, vooral ook al omdat zij zelf geen dochters had. En kinderen zijn slim. Ik denk wel dat ze heel goed wisten hoe dat ze de buurvrouw moesten inpakken. Toen we na ongeveer een maand rondliepen op De Krabbe was het toch weer tijd geworden om eens aan het nieuwe schooljaar te gaan denken. Was het bij ons zo dat wij alle drie - zowel Wim, Piet als ik - gewoon een fiets hadden, bij de buren was dat niet zo vanzelfsprekend. Ieder jaar als er weer één naar school moest, stak het fietsprobleem weer de kop op op nummer 14. Totdat een collega van Teun tegen hem zei: ‘Wat is dat toch met dat fietsprobleem altijd bij jullie? Je weet,’ zei die man, ‘dat ik ook uit een groot gezin kom en wij hebben die problemen nooit gekend.’

‘Vertel mij dan eens,’ zei Teun, ‘hoe dat jullie dat oplosten.’ ‘Simpel,’ zei de man, ‘je koopt gewoon een tandem.’ ‘Een tandem,’ zei Teun, ‘Daar zeg je wat. Hier ga ik gelijk achteraan,’ zei Teun. En zo gebeurde het ook. Teun slaagde in zijn missie om een tandem te pakken te krijgen. Nu zou je tegen je kinderen zeggen: ‘Wat vinden jullie daarvan? Maar bij Teun en Jet was geen inspraak mogelijk, alleen maar afspraak en maar doen wat er gezegd werd en verder geen commentaar. Het laatste weekend voor de school begon, arriveerde het vehikel. Het zag er niet uit. Dit kon niet veel gekost hebben.

De jongens keken er eens voorzichtig naar. ‘Nou Teunis,’ zei grote Teun tegen de kleine Teun, ‘wat vind je er van?’ ‘Ik zie het helemaal niet zitten, waar moet ik trouwens zitten: voor of achter?’ zei junior. ‘Haal je broer er eens bij, dan weten we gelijk wat Dries ervan vind.’ En Dries draaide een beetje met het hoofd wat al niet meeviel als je geen nek heb waar je hoofd op rust is het moeilijk om met je hoofd te draaien. ‘lk weet het ook niet,’ zei ook Dries. ‘Kom op,’ zei Teun, ‘zitten en proberen.’ Maar dat was gauwer gezegd dan gedaan. Ze waren al zeker vijf keer omgerold en nog zat er geen vooruitgang in. ‘Teun,’ zei Dries tegen zijn broer, ‘laat mij nou eens voor.’ ‘Waarom,’ vroeg Teun. ‘Nou misschien lukt het
dan wel,’ zei Dries.

De formatie werd gewijzigd en het team nam plaats in de nieuwe bezetting en ze reden zo weg, helemaal foutloos zonder vallen. En ze reden in een keer door naar De Looi. Daar werd afgestapt de tandem gekeerd en weer opgestapt. En zo ging het spul weer op huis aan. ledereen gelukkig, maar juich nooit te vroeg. Die maandagmorgen begon het feest al bij het hek van het verlaten van De Krabbe: ze wisten die fiets niet door het klaphekje te krijgen. Uiteindelijk lukte het door het grote hek en daar gingen ze weer, Maar bij De Krabbe Ouwestee weer het zelfde verhaal: ze kregen hem niet door het klaphekje. Dan maar weer het grote hek open. ‘Ik vind dit niks,’ zei Teun. ‘Nee ik ook niet,’ zei Dries. ‘Maar wat dan? Weet jij wat anders.’ ‘Ik zal er over nadenken,’ zei Teun.


School aan de Graskade, links de woning van meester Roorda en zijn gezin.

Na de school om drie uur vroeg Dries: ‘En heb je wat bedacht?’ ‘Nee,’ zei Teun, ‘niets’. En daar ging de tandem vanaf het schoolplein de Graska op en rechtsaf richting de Brielse Heuvel en de rit verliep voorspoedig. Of dat nou lag aan het feit dat de Staaldiepsedijk was geasfalteerd, dat weet ik niet, maar ze waren de Lange Kruisweg nog maar net ingeslagen of de vlam sloeg in de pan. De fiets werd op de weg gesmeten en de projectielen vlogen je om de oren, grint genoeg. Toen ik vroeg aan Teun wat er nou helemaal aan de hand was, zei hij: ‘Die bolle zit maar van die grote scheten te laten.’ ‘Nee’, zei ik, ‘dat lijkt mij ook niet zo leuk, maar probeer het nog een keer. Misschien was het er maar eentje die hem dwarszat.’

De bestuurder, Dries, werd omgepraat en de tocht naar De Krabbe werd zonder storing voortgezet. Maar op de Lange Bakkersdijk sloeg nu de vlam weer in de pan. Als eerste sprak ik Dries die met een hand vol kiezels probeerde zijn broertje naar de eeuwige jachtvelden te sturen. Toen ik aan hem vroeg wat er nou weer mis was, zei hij: ‘Ik heb per ongeluk een scheet gelaten en toen wilde hij niet meer trappen en ik kan het niet alleen’. Terwijl ik nog met Dries stond te praten, was Teun naar de fiets geslopen en probeerde met de tandem weg te komen. Maar Dries had de gluiperige actie van zijn broer in de gaten, en kon nog net verhinderen door zich op het achtergedeelte van de fiets te storten voordat zijn broer het hazenpad zou kiezen en Dries naar huis had moeten lopen.

Nadat die poging verijdeld was, stapte beide broertjes weer op de fiets en vertrokken luid zingend van het een of ander lied huiswaarts. Soms ging het wel eens goed, maar het ging zó vaak fout. Fout ging het vooral, toen de tandem na al die gooi- en smijtpartijen niet meer zo goed spoorde en om de haverklap de ketting er afliep. Toen was het iedere keer de vraag: ‘Wie legt deze keer de ketting er weer op?’ En weer was er geruzie. Dat geruzie stopte nooit, altijd ging het fout met die twee. Er zal best een financieel standpunt te verdedigen zijn geweest, waarom een tandem zo voordelig was. Maar voor de twee broertjes was het de slechtst denkbare oplossing die hun ouders hadden kunnen bedenken.

Heel veel jaren later heb ik de kleine Teun nog eens gesproken en op mijn vraag hebben jullie die tandem nog? Was het enige wat hij zei: ‘Laten we het daar maar niet meer over hebben.’ Dries en Teun deden ook hout jutten, maar door de hun opgedragen verplichtingen om eerst de taken uit te voeren die door hun ouders waren opgedragen, waren zij voor het mooie hout meestal te laat. Maar waar ik naartoe wil, is het zagen van dat hout. Die mannetjes deden dat samen met een trekzaag. Dat bij deze vorm van samenwerking nooit ongelukken zijn gebeurd, ben ik eigenlijk nu nog steeds verbaasd over.

Hout zagen was een taak hen opgelegd door de ouders. lk deed het omdat ik het leuk vond, maar voor de broertjes was het gewoon een taakstraf. Zij beleefden aan het hout halen en zagen geen enkel plezier. Dus je kunt nagaan als ze al rollebollend van de tandem kwamen afrollen en ze stonden daar aan weerskanten van de zaagstoel met een meer of minder scherpe trekzaag tussen hen in, dat zoiets heel gemakkelijk kan ontsporen. Toch wisten zij iedere dag hun target te halen.

Wat ik ergens nooit zo goed heb begrepen van deze broertjes was, dat als je met ze op pad was, of zo maar gewoon aan het praten dat het dan zulke aardige gasten waren. Echt knapen met wie je heel goed door de bocht kon, maar zet ze bij elkaar en je hebt feest. Ze mochten ook nooit mee zwemmen, Jet vond dat veel te gevaarlijk. Ze zei: ‘Als je kan zwemmen, mag je met ze mee.’ Maar het is er nooit van gekomen, of ze het ooit geleerd hebben: ik zou het niet weten. Met de watersnood waren ze er nog bij, maar kort erna, in 1955, is de familie vertrokken. Jammer, maar ja zo gaat dat in het leven. Maar ik vind het nog steeds een voorrecht dat ik met deze mannetjes mijn jeugd op De Krabbe heb mee mogen maken. Een familie die je nooit zal vergeten."

LEES MEER  over familie Van Baren ..

rozenburg