Krabbe-verhalen deel 6-2
De Krabbe-verhalen deel 6 (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)
De familie Van Baren, onze buren - Deel 6, aflevering 2
"Van de vijftien gezinnen, die in de vijftien huizen woonden, denk ik dat de familie Van Baren er toch wel het meest uitsprong. En dat zeker niet in de negatieve zin. Ja, ze deden dingen die een ander niet zomaar zou doen. Buurman Teun kocht bijvoorbeeld 100 eendagskuikens. Dat waren haantjes, en die kocht hij voor 0,25 cent per stuk. Maar het ‘seksen’ - dat is het bepalen van het geslacht: haan of hen - is nooit honderd procent waterdicht. Er zaten vaak hennen tussen de hanen.
Op een goede dag maakte mijn vader een praatje met buurman Teun. Zo van: ‘Volgens mij lopen er nog wel een paar hennen bij’. ‘Leen Breukel’, zei hij, ‘kom maar naar deze kant van het gaas. En als jij voor ieder haan of hen die je over het gaas gooit mij een gulden geeft, dan ga je je gang maar’. Leen gooide vijftien van die beestjes over het gaas, betaalde vijftien gulden en klaar was Kees. En Leen had het aardig goed: veertien hennen van de vijftien. Makkelijk zaken doen, bleek later.
Maar Teun had ook nog een oud kippenhok staan, dat nog in goede staat was. ‘Teun’, zei hij ‘ik geef je 25 gulden voor dat hok’. ‘Dat is goed’, zei Teun. En er zaten nog wel vijf oude kippen in, maar dat was geen probleem. Eerst dat hok naar de andere kant zien te krijgen. In het gaas dat de afscheiding vormde tussen de beide buren werd een gat geknipt en de doorgang was gemaakt. Er werden wat bewoners bijgehaald. Het hok werd vierkant opgepakt en via het gat in het gaas stond het hok even later bij ons in de tuin. Het gat werd weer dichtgemaakt en de zaak kon afgesloten worden.
Toen kwam het probleem dat die ouwe kippen van het een op het andere moment ineens dakloos waren geworden. Voor Teun was dat geen probleem. ‘Jet’, zei hij tegen zijn vrouw, ‘maak jij dat aanrechtkastje eens even leeg.’ ‘Waar is het voor?, vroeg zijn vrouw. ‘Het is voor een goed doel’, zei hij lachend. Hij pakte het aanrechtkastje samen met zijn vader op, ze droegen het de dijk op en er werd een van de twee deurtjes opengezet. En hij zei tegen de oude kippen: ‘Zo, dit is jullie nieuwe huis, ga je gang.’
Waar Jet de potten en pannen nou moest laten, daar zat Teun dus helemaal niet mee. Er zal wel een oplossing voor het probleem zijn gevonden, maar hoe is nooit vernomen. Maar dit soort grappen - en dat weet ik vrijwel zeker - zou niemand van de andere veertien huizen moeten uithalen, maar hij zat er niet mee.
Er waren dacht ik drie luxe auto’s op het bedrijf: een Taunus en een Ford Consul. Eerder was er nog wel een soort T-Ford, de hoge hoed, maar die was toen al vertrokken, maar dat waren de bedrijfswagens. De derde was van Teun van Baren een DKW, een zeer oud iets van net na de oorlog. De richtingaanwijzers deden het niet meer. Om toch zijn medeweggebruikers ter wille te zijn als hij van koers ging veranderen, had hij daar een bijzondere alternatieve oplossing voor bedacht. Teun had zijn richtingaanwijzer: een houten stok was voorzien met een deksel van een groenten blik. Zo had hij een stok gemaakt voor de linkerzijde en een voor de rechterzijde van de auto. De deksels had hij aan de stokken bevestigt en het geheel in een soort ondefinieerbare kleur oranje geschilderd.
De stokken scharnierden op een bout aan de auto, alleen de ramen konden ook niet helemaal meer dicht . Aan de binnenzijde van de auto kon je dan de keuze maken door aan het touwtje trekken: of links of rechts af. Of een en ander voor de wet ook voldoende was, was iets waar Teun helemaal niet mee zat. Het starten van de motor gebeurde nog met de slinger, dus zeer gedateerd. Of Jet werd achter de kar gespannen om het vehikel op gang te duwen. Maar hij hád wel een auto. Of hij het allemaal kon betalen, was vers twee, maar hij had iets wat niemand op dat moment nog had. Het gros van De Krabbe-bewoners verplaatste zich nog op de fiets. En heel voorzichtig verscheen er een rijwiel met hulpmotor om de hoek, maar een auto...
Als hij dan wegreed, verdween hij al snel achter het rookgordijn dat hij achterliet. Maar de chauffeur zat met het raampje naar beneden de arm stoer uit het raam. Hij voelde zich bijna de directeur die ten strijde trok. Geweldig! Het gat in zijn overhemd, van de arm die uit het open raam hing, deed wel een beetje afbreuk aan de directeursstatus. Maar van dat soort kleinigheden lag Teun helemaal niet wakker. Teun werkte ook niet als knecht op De Krabbe en hoe zijn contract precies in elkaar zat, weet ik niet maar zolang het seizoen duurde, werkte hij op de Grasdrogerij. En daarna gewoon weer als arbeider op het bedrijf. Teun had koeien samen met Cors Pols, de verdeelsleutel weet ik niet, maar hij moest ze wel iedere dag melken. En de twee oudste zonen waren verantwoordelijk dat de dieren water kregen. Dus dachten wij, Cors de centen en Teun het werk, maar dat wisten we niet zeker.
Nadat de Brielse Maas was afgedamd, stond het water van de kreek veel te laag om nog schepen door te laten. Toen is besloten deze tot op een bepaalde diepte uit te baggeren. Een diepte waarop het mogelijk zou moeten zijn dat een schip van circa 80 ton met die diepgang door zou moeten kunnen. Wat er aan bagger werd uitgehaald, was beslist niet weinig, maar de vloot kon weer varen. De Kreek was van zeer groot belang voor De Krabbe. De meeste producten die per schip werden vervoerd, waren bieten, vlas en aardappels. De geladen schepen moesten ondanks het uitdiepen veelal nog met een trekker richting Brielse Maas worden getrokken.
Bieten lossen in de Kreek.
Na een jaar was de uitgespreide bagger met gras en diversen soorten onkruid begroeid. Daar mocht Teun dan zijn koeien gratis laten grazen. En zo was hij altijd bezig om zich rijk te rekenen. Hij is volgens mij meerdere keren failliet gegaan, maar dat soort dingen: hij lag er niet wakker van. Hij kocht een partij sloophout bouwde er op het Stort een koeienstal van voor zijn vier koeien. Al te ruim stonden de beesten niet, maar ze stonden droog en dat was de opzet. Ook een bijkomend voordeel was dat hij met het melken evenals zijn koeien er lekker droog en warmpjes bij zat.
Van het water halen wilde hij ook af, dus had hij bedacht dat er een pomp geslagen moest worden, en zo gebeurde het ook. En tot ieders verbazing gaf het ding ruim voldoende en goed drinkwater voor de beesten. Maar Teun was zeker niet verbaasd: ‘Ik had niet anders verwacht’, zei hij lachend. Zo was hij altijd maar in de weer. Dat bedoel ik dus eigenlijk met een spraakmakende familie. lk zou denk ik over geen enkele familie zoveel weten te vertellen als de Van Barens. Hoewel je met zulke uitspraken wel eens moet oppassen, want we hebben nog wel een paar families rondlopen die er ook wat van konden en waar ook het nodige over valt te vertellen.
Tijdens de bouw van zijn koeienstal was hij ook nog zoveel jaar, ik denk 12,5 jaar getrouwd. Hij had met Alberts, de toenmalige smid uit het Gelderse Brummen, een afspraak gemaakt. ‘Wij Geldersen zullen die droogkloten van Rozenburgers eens laten zien hoe dat ze bij ons in Gelderland een bruiloft vieren’. Nou, dat hebben ze laten zien. Iedereen, werkelijk iedereen, was dronken, van de directeur tot Jan met de pet. lk was nog jong, maar ik zag dat al voor negen uur Kees Kleijwegt en Cor Vermeulen met de krulwagen werden afgevoerd. Zij konden echt niet meer op hun benen staan.
En Mol, onze kapper, viel de andere dag om een uur of twaalf nog spontaan van de pot. Geweldig, wat een feest! Ook Alberts kreeg om die tijd de strijkplank nog op zijn kop. Het ding hing er normaal gesproken toch wel veilig. Maar met deze situatie kon men nergens meer van uitgaan, maar het feest was groots. Hij had geen cent te makken, maar dat was voor Teun geen probleem. ‘Zorgen zijn voor morgen, vandaag vieren we feest’. En er komt niemand nuchter uit de in aanbouw zijnde koestal. Het feest was op zaterdagavond en de donderdag daarvoor was de vloer van de stal gestort, met alles erop en eraan, dus daar kon eigenlijk geen feest op gevierd worden. Maar er werden platen en planken aan gesjouwd en alles werd zoveel als mogelijk was afgedekt.
Toch gebeurde het dat Jan van der Hoek half in de avond, toen het feest al naar een behoorlijk hoogtepunt dreigde te gaan, spontaan van de planken schoot en met zijn stoelpoten in de pas gestorte troep terechtkwam. En hoe verder het feest vorderde en hoe meer er werd gedronken hoe harder de vloer het kreeg te verduren, de planken en platen schoven alle kanten op. ‘Het maakt mij niet uit’, zei Teun ‘dat vinden we maandag wel weer’. Om vervolgens weer op zijn gemak naar beneden te sjokken om uit de kelder nog maar weer een nieuwe drank voorraad te halen.
Dit feest zal ik, en waarschijnlijk velen met mij, nooit van ons leven vergeten. Hij durfde dingen te bespreken waar de zeer behoudende Krabbenezen niet over zouden denken. lk vond het een prachtkerel, soms wat onverantwoordelijk, maar altijd eerlijk en zoeken naar mogelijkheden om toch, al was het maar een keer, heel erg rijk te worden. Hij zei een keer tegen mij: ‘Jantje, als je niets waagt, zul je ook nooit iets winnen.’ ‘Maar Van Baren’, zei ik dan, ‘een Rozenburger is geen gokker’. En daar moest hij dan weer hartelijk om lachen. ‘Dan zal dat het wel zijn’, zei hij dan. Hij schoof dan zijn hoedje achter op zijn hoofd en liep vrolijk fluitend verder.
Teun en Jet van Baren. Ik vind het fijn dat ik ze gekend heb, en ook al hun kinderen. Mensen van wie je denkt ‘zouden die er nou vandaag de dag ook nog zijn?’. Het zal best, maar vind ze maar, ik ken ze in ieder geval niet. Maar wat gezegd mag worden: Teun van Baren en Evert Alberts hebben de Rozenburgers verschrikkelijk goed laten zien dat Geldersen weten wat drinken is en hoe je een bruiloftsfeest moet vieren. En wat ook gezegd moet worden: Teun en Evert gingen voorop in de strijd. En in het kielzog van beide heren ging de oude vader van Teun vrolijk mee.
Ja, het was me een feestje. Er is nog jaren over gesproken. Wat dat betreft had hij wel gelijk: Als je het doet, moet je het goed doen. En dat is hem wat betreft zijn 12,5-jarig huwelijk voor honderd procent gelukt. Ook op het 50-jarig huwelijksfeest van Teun en Jet ben ik met Wim mijn broer en onze beide vrouwen en mijn ouders geweest. lk zei toen tegen de ouwe Teun: ‘Dit is wat anders als op het Stort, toen hè?’ ‘Wat was het prachtig’, zei hij, ‘en wat ik het mooiste vind’, vertelde hij, ‘ik heb er geen moment spijt van gehad. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt hè, die droogklootjes van Rozenburgers?’ Drie weken na zijn 50-jarige bruiloft is hij overleden. ‘Arm’, zei hij altijd, ‘wat is arm? Maar ik leef en heb geleefd, en dat doe je maar een keer Jantje.
Niet vergeten jongen!"